Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Prorest Catering BV
Rechtbank Amsterdam, 8 mei 2012
ECLI:NL:RBAMS:2012:BW7288

werknemer/Prorest Catering BV

Eenzijdige wijziging arbeidsvoorwaarden vanwege overgang van onderneming in strijd met artikel 7:663 BW. Doel van Richtlijn 2001/23 (overgang van onderneming) verzet zich ertegen dat partijen bij cao een ETO-reden aanwijzen

Werknemer is per 4 oktober 2010 bij Prorest in dienst gekomen als gevolg van de overname door Prorest van de cateringactiviteiten van het bedrijfsrestaurant van de locatie PPG Amsterdam. Voorafgaand aan deze overname was werknemer in dienst bij Avenance. In de toepasselijke CAO voor de Contractcateringbranche is bepaald dat de verkrijger de arbeidsovereenkomst van een overgenomen werknemer na een contractswisseling mag wijzigen. Prorest heeft laten weten dat de boven cao-lijke arbeidsvoorwaarden, namelijk de locatiegebonden toeslag en de bijdrage ziektekostenverzekering zullen worden afgebouwd. Werknemer stelt dat de eenzijdige wijziging in strijd is met artikel 7:663 BW en Richtlijn 2001/23.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In verband met de uitleg van de richtlijn heeft het HvJ in het arrest Daddy’s Dance Hall (HvJ EG 10 februari 1988, NJ 1990, 423) expliciet verboden om de arbeidsvoorwaarden van de werknemer onmiddellijk tijdens de overgang van onderneming aan te passen. In dat arrest heeft het Hof voorts uitgemaakt dat de werknemer geen afstand kan doen van de rechten die de richtlijn hem biedt, zelfs als de vakbonden daarmee instemmen. Deze lijn is in latere arresten herhaald.

Prorest voert aan dat de wijziging van de arbeidsvoorwaarden van werknemer niet vanwege de overgang heeft plaatsgevonden, maar wegens een economische ETO-reden, te weten een wijziging in het met de opdrachtgever (PPG) overeengekomen budget. Zij verwijst in dit verband naar artikel 11 lid 3 cao waar bepaald is dat een wijziging in budget een (economische) reden kan zijn tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden. Partijen kunnen echter niet bij cao een ETO-reden aanwijzen. Dit zou strijdig zijn met het doel van de richtlijn. In dit geval is niet gebleken dat sprake is van een dergelijke economische ETO-reden die noodzakelijk is om tot aanpassing van de arbeidsvoorwaarden van werknemer over te gaan. Prorest heeft op geen enkele wijze met objectieve en inzichtelijke financiële stukken onderbouwd dat zij een contractsbesparing van twee procent per jaar moet realiseren en dat het noodzakelijk is om daarom de beloning van werknemer aan te passen. Voor recht wordt verklaard dat de eenzijdige wijziging in strijd is met artikel 7:663 BW.