Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werkneemster
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 5 juni 2012
ECLI:NL:GHLEE:2012:BW7504

werkgever/werkneemster

Risicoverdeling loonvordering na ingetrokken ontslag op staande voet. De intrekking zelf brengt niet met zich dat de weigering werk te verrichten voor rekening van werkneemster komt

Werkgever is eigenaar van het paard Tornaxs P en hij heeft een stoeterij met dressuurpaarden. Werkneemster beoefent de dressuursport als amazone. Tussen werkgever en de moeder van werkneemster, mevrouw X, is in oktober 2004 een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst houdt in dat werkneemster het paard Tornaxs P van werkgever zal trainen en uitbrengen op wedstrijden tot minimaal Z2-niveau of hoger. De kosten van de verzorging van het paard (stalling, verzekering, hoefsmid, dierenarts) komen voor rekening van werkgever, terwijl de kosten (en baten) van wedstrijden ten laste (of ten goede) van ‘de fam. X’ komen. In de overeenkomst is verder bepaald dat Tornaxs P pas na gezamenlijk overleg verkocht kan worden, in welk geval werkgever de taxatiewaarde (€ 4500) terugkrijgt en werkgever en ‘de fam. X’ ieder de helft van de meeropbrengst ontvangen. Werkneemster is bij het bereiken van haar 18e met ingang van 1 september 2006 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij werkgever in de functie van ruiter/stalmedewerkster. In 2009 heeft Tornaxs P de klasse Z2 bereikt. Eind juni 2009 heeft werkgever voorgesteld om Tornaxs P – die inmiddels een aanzienlijke waarde zou hebben – te verkopen, welk voorstel door moeder X en werkneemster niet werd gedeeld. Werkgever heeft werkneemster op 7 juli 2009 op staande voet ontslagen, onder meer wegens werkweigering en gezagondermijning. Werkneemster heeft de nietigheid van de opzegging ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor arbeid. Op 11 juli 2009 heeft werkgever het ontslag op staande voet ingetrokken en werkneemster opgeroepen voor de werkzaamheden. Op 23 juli 2009 is het paard verkocht aan een derde onder eerbiediging van de overeenkomst met X. Vanaf 23 september 2009 heeft werkneemster de training van Tornaxs P hervat. Bij beschikking van de kantonrechter van 18 november 2009 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen (op verzoek van werkneemster) ontbonden met ingang van 1 december 2009, onder toekenning aan werkneemster van een onbindingsvergoeding van € 1376,11 (bruto) ten laste van werkgever (C=1). In deze procedure vordert werkneemster loon. Het geschil spitst zich toe op de vraag of, en zo ja, over welk tijdvak gelegen tussen 14 juli 2009 en 1 december 2009, werkgever gehouden is aan werkneemster haar loon te betalen.

Het hof oordeelt als volgt. Dat het ontslag op staande voet niet is geëffectueerd omdat werkgever hierop enige dagen later (op 11 juli 2009) is teruggekomen, betekent niet zonder meer dat het niet werken vanaf laatstgenoemde datum voor rekening van werkneemster komt. Daarvan is eerst sprake indien gezegd kan worden dat de oorzaak van het niet werken vanaf dat (of een later) moment in redelijkheid voor rekening van werkneemster dient te komen. Naar het oordeel van het hof is dit omslagpunt bereikt op 23 september 2009 toen werkneemster wel trainingen is gaan verzorgen voor Tornaxs P, maar niet de overige werkzaamheden wilde verrichten. Aan vorenstaande overwegingen verbindt het hof het oordeel dat het niet werken van werkneemster tot en met 22 september 2009 in redelijkheid voor rekening van werkgever komt en het tijdvak van 23 september 2009 tot en met 30 november 2009 voor rekening van werkneemster blijft.