Rechtspraak
ANGED/FASGA c.s.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 juni 2012
ANGED/FASGA c.s.
FASGA e.a. (Spaanse vakbonden) hebben een procedure tot regeling van een collectief arbeidsgeschil ingesteld teneinde te doen vaststellen dat de aan de collectieve arbeidsovereenkomst voor warenhuizen onderworpen werknemers het recht hebben om hun jaarlijkse vakantie met behoud van loon te nemen, ook al valt deze vakantie samen met een afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid. ANGED is van mening dat werknemers die vóór het begin van een vooraf vastgestelde vakantieperiode of tijdens deze periode tijdelijk arbeidsongeschikt zijn, niet het recht hebben om hun vakantie na de periode van arbeidsongeschiktheid te nemen, behalve in de in deze collectieve arbeidsovereenkomst, te weten in artikel 48 lid 4 van het statuut, uitdrukkelijk voorziene gevallen (te weten: bevalling of overlijden bloedverwant). Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 7 lid 1 van Richtlijn 2003/88 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen nationale bepalingen op grond waarvan een werknemer die arbeidsongeschikt wordt tijdens de periode van jaarlijkse vakantie met behoud van loon, niet het recht heeft om deze met de periode van arbeidsongeschiktheid samenvallende jaarlijkse vakantie op een later tijdstip te nemen.
Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. In deze context heeft het Hof reeds geoordeeld dat de nieuwe periode van jaarlijkse vakantie, die overeenkomt met de duur van de overlapping van de aanvankelijk vastgestelde periode van jaarlijkse vakantie en het ziekteverlof, waarop de werknemer recht heeft na zijn herstel, in voorkomend geval kan worden vastgesteld buiten de overeenkomstige referentieperiode voor de jaarlijkse vakantie (zie in die zin arrest Vicente Pereda, punt 23 en dictum van het arrest). Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 7 lid 1 van Richtlijn 2003/88 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen nationale bepalingen op grond waarvan een werknemer die arbeidsongeschikt wordt tijdens de periode van jaarlijkse vakantie met behoud van loon, niet het recht heeft om deze met de periode van arbeidsongeschiktheid samenvallende jaarlijkse vakantie op een later tijdstip te nemen.