Naar boven ↑

Rechtspraak

Ondernemingsraad Stichting Vita Welzijn en Advies/Stichting Vita Welzijn en Advies
Gerechtshof Amsterdam, 30 mei 2012
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX0314

Ondernemingsraad Stichting Vita Welzijn en Advies/Stichting Vita Welzijn en Advies

Strategisch beleidsvoornemen opzegging huurovereenkomst, geen voorgenomen adviesplichtig besluit. Invoeren van WNS evenmin voldoende concreet om als voorgenomen besluit, laat staan een reorganisatiebesluit, te worden bestempeld

Vita is een welzijnsorganisatie die actief is in de regio Amstelland. Voor haar inkomsten is Vita afhankelijk van subsidies van gemeenten waarin zij actief is. Daarvan is de gemeente Amstelveen de grootste. Vita ziet zich geconfronteerd met grote bezuinigingen. Tegen de achtergrond van deze bezuinigingen speelt het project Welzijn Nieuwe Stijl (WNS), een nationaal verbeteringstraject voor het welzijnswerk. Vita heeft van de gemeente Amstelveen opdracht gekregen om WNS in te voeren en in de organisatie ‘uit te rollen’. Ook de gemeente Aalsmeer heeft opdracht gegeven WNS in te voeren. De bestuurder en de raad van toezicht hebben in februari 2012 het ‘Strategisch Meerjarenplan VITA 2011-2015’ vastgesteld. Daarin is onder meer bepaald dat van een aantal locaties waarin de wijksteunpunten gevestigd zijn de huurovereenkomsten zullen worden opgezegd. De ondernemingsraad stelt zich op het standpunt dat in feite een reorganisatie wordt doorgevoerd, zonder dat zij op enig moment in de besluitvorming is gekend. Vita betwist dat een reorganisatiebesluit is genomen. Het Strategisch Meerjarenplan is de basis voor nog vast te stellen beleid op diverse gebieden. Ook voor wat betreft de huisvesting van de wijksteunpunten streeft Vita ernaar om in 2012 nieuw beleid te ontwikkelen. De opzegging van de huur van drie locaties (MOC, Pluspunt en Uithoorn) strekt ertoe te kunnen bezien of en in welke vorm het gebruik van de desbetreffende panden in de toekomst kan worden voortgezet dan wel of gunstiger (huur)voorwaarden kunnen worden bedongen. Of Vita het gebruik van deze locaties daadwerkelijk zal beëindigen is nog onzeker, aldus Vita. Vita betwist dat de medewerkers van deze drie wijksteunpunten opdracht is verstrekt om elders huisvesting te zoeken.

De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. De Ondernemingskamer acht het aannemelijk dat Vita met de opzeggingen van de huurcontracten voor de panden MOC, Pluspunt en dat te Uithoorn beoogt flexibiliteit met betrekking tot de huisvestingssituatie van de desbetreffende wijksteunpunten en onderhandelingsmarge voor eventueel gunstiger huurvoorwaarden te creëren. Het is niet aannemelijk geworden dat Vita besloten heeft het gebruik van deze locaties daadwerkelijk te beëindigen en evenmin dat aan de desbetreffende medewerkers opdracht is gegeven elders huisvesting te zoeken. De genoemde opzeggingen zijn in het licht daarvan hier niet te beschouwen als een adviesplichtig besluit.

Voor wat betreft de invoering van WNS begrijpt de Ondernemingskamer op basis van hetgeen de bestuurder ter terechtzitting heeft verklaard dat aan de medewerkers is gevraagd in de praktijk ideeën te ontwikkelen. Richtinggevend zijn daarbij weliswaar de doelstellingen van efficiënter werken en – mede in samenhang daarmee – van het (meer) werken op basis van behoeften van de (potentiële) afnemer/gebruiker van diensten van Vita, maar niet duidelijk is geworden op welke wijze binnen Vita concreet uitvoering aan deze doelstellingen wordt gegeven. Het proces waarbij de medewerkers wordt gevraagd bij de concretisering van WNS het voortouw te nemen wordt door Vita aangeduid met de term ‘bottom-up’. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is niet aannemelijk geworden dat meer concreet dan in de hiervoor beschreven (procedurele) zin besloten is over en/of uitvoering is gegeven aan WNS. Kennelijk is op dit punt binnen Vita nog sprake van een zoekproces, waarbij niet kan worden geconstateerd dat de bestuurder dan wel de medewerkers van Vita zich meer concreet een voorstelling hebben gemaakt van wat WNS in de praktijk voor Vita inhoudt. De bestuurder heeft op dit punt ‘de bal’ bij de medewerkers gelegd. Eerst – zo begrijpt de Ondernemingskamer – wanneer de medewerkers op dit punt met concrete suggesties komen en het bestuur aankondigt die over te nemen, zou sprake kunnen zijn van een voorgenomen besluit als bedoeld in artikel 25 WOR. De Ondernemingskamer ziet in het – kennelijk – door Vita op bovenvermelde wijze volgen van de opdracht om met WNS te gaan werken en in de door de subsidiegevers opgelegde noodzaak om te bezuinigen op zichzelf geen adviesplichtig besluit. Eerst bij de vertaling van deze min of meer exogene factoren in concrete door Vita te nemen maatregelen komt de adviesbevoegdheid van de ondernemingsraad in beeld. Dergelijke concrete maatregelen zijn niet (voldoende) aannemelijk geworden. Voor zover de ondernemingsraad heeft bedoeld dat de wijze waarop de bestuurder aan WNS uitvoering geeft (door het initiatief bij de medewerkers te leggen) zou moeten worden beschouwd als een voorgenomen besluit als bedoeld in artikel 25 lid 1 onderdeel d dan wel e WOR, tot wijziging van de besturingsfilosofie van Vita en van de functie van in ‘de lijn’ werkzame medewerkers van Vita, verwerpt de Ondernemingskamer dat betoog bij gebrek aan voldoende feitelijke grondslag.