Rechtspraak
werknemer/Paralax B.V.
Werknemer is van 1 september 2003 tot 1 maart 2004 als ‘partnermanager’ en ‘accountmanager’ in dienst geweest van Paralax, een onderneming in computersoftware. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst zijn een geheimhoudingsbeding, een concurrentiebeding en een boetebeding opgenomen. Werknemer is vervolgens in dienst getreden van PlanningIT B.V. te Zeist, een directe concurrent van Paralax op de Nederlandse markt. In deze zaak gaat het om de vraag of werknemer het concurrentiebeding heeft overtreden en de daarop gestelde boete is verschuldigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat daarvan sprake is. De kantonrechter heeft overwogen dat werknemer de boete verschuldigd is tot een bedrag van € 98.000. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep. Volgens werknemer hebben partijen namelijk tijdens het arbeidsvoorwaardengesprek het onvoorwaardelijke concurrentiebeding omgezet in een voorwaardelijk beding, te weten dat indien het tijdelijke contract niet zou worden omgezet in een onbepaaldetijdscontract het concurrentiebeding niet van toepassing zou zijn op de overeenkomst. Werknemer overhandigt een versie waarin deze afspraak op schrift is gesteld. Paralax overhandigt een andere versie. Beide versies zijn voorzien van een handtekening. Beide partijen betichten elkaar ervan valse stukken in het geding te hebben gebracht.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt voorop dat het hof, met de kantonrechter, van oordeel is dat Paralax de bewijslast draagt van het (door haar gestelde) feit dat partijen een onvoorwaardelijk concurrentiebeding zijn overeengekomen, nu in geschil is de aanspraak van Paralax op nakoming door werknemer van het concurrentie- en het boetebeding. Nu werknemer niet heeft betwist dat hij de versie van Paralax heeft ondertekend, levert dit document dwingend bewijs op ex artikel 157 Rv. Werknemer wordt in staat gesteld tegenbewijs te leveren, bestaande uit een volgens hem nadien overeengekomen andersluidende afspraak. Zowel Paralax als werknemer hebben deskundigen de handtekeningen laten beoordelen. Beide deskundigen komen tot een ander oordeel. Het hof stelt partijen in staat de deskundigen als getuigen te doen horen. Volgt aanhouding van de zaak.