Rechtspraak
erven/Alescon
Werknemer is van 1998 tot februari 2011 in dienst geweest van Alescon als metaalbewerker. Op 21 februari 2011 is werknemer overleden. Hij had op dat moment 90 niet-opgenomen vakantie-uren staan. De erven vorderen uitbetaling van de openstaande uren op grond van artikel 7:641 lid 1 BW.
Onder verwijzing naar de memorie van toelichting bij artikel 1638 ii BW (voorganger van artikel 7:641 BW) oordeelt de kantonrechter dat het recht op uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen bestaat ongeacht de wijze van beƫindiging van de arbeidsovereenkomst. Ook in geval van overlijden bestaat derhalve aanspraak op vergoeding van niet-genoten vakantiedagen bestaat. Daaraan doet de recuperatiefunctie van vakantiedagen niet af. De vordering wegens niet-genoten vakantiedagen valt in de nalatenschap van werknemer en komt daardoor (krachtens erfopvolging onder algemene titel - ex artikel 3:80 en 4:182 BW) toe aan zijn erfgenamen. Een andere conclusie zou leiden tot het ongewenste gevolg dat een werkgever bevoordeeld zou worden door het overlijden van de werknemer. Bij niet-tijdige uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen is de werkgever de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW verschuldigd. Aangezien sprake is van een (juridisch) geschil over de uitleg van artikel 7:641 BW, waarbij partijen zich op verschillende rechterlijke uitspraken beroepen, ziet de kantonrechter aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging te matigen tot nihil.