Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 21 augustus 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BX5669
werknemer/Turning Technic en G&J Special Products B.V.
Werknemer is vanaf 1 januari 2005 in dienst van Turning Technic; eerst als algemeen medewerker en nadien als CNC-draaier. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf van toepassing. Werknemer heeft zich op 26 maart 2011 ziek gemeld nadat hij betrokken is geweest bij een verkeersongeval. Op 20 april 2011 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat werknemer deels het werk kon hervatten. Werknemer heeft hieraan geen gevolg gegeven. Turning Technic heeft werknemer nadien herhaalde malen opgeroepen te verschijnen bij de bedrijfsarts en op het werk. Werknemer heeft dit niet gedaan als gevolg waarvan Turning Technic het loon over deze perioden heeft ingehouden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat werknemer onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-intergratie, waardoor de looninhoudingen van Turning Technic gerechtvaardigd waren. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.
Het hof oordeelt als volgt. Kennelijk maakt Turning Technic geen onderscheid tussen beëindiging van loonbetaling op grond van het niet in acht nemen door de werknemer van de verplichtingen als genoemd in artikel 7:629 lid 3 BW en de opschorting van loonbetaling op grond van artikel 7:629 lid 6 BW. Turning Technic spreekt immers over ‘opschorting’ ook in het geval als bedoeld in artikel 7:629 lid 3 BW (meewerken aan re-integratie), terwijl die mogelijkheid in dat geval wettelijk gezien geen basis kent. Onduidelijk is daarom wat Turning Technic bedoelt te zeggen. In haar memorie van antwoord lijkt zij de mogelijkheid te suggereren dat in dit soort gevallen (niet meewerken aan re-integratie) aanvankelijk een opschorting gerechtvaardigd is die nadien kan leiden tot het verval van loonaanspraken. Doch zelfs indien het hof de betreffende brief van de raadsman van Turning Technic welwillend zou lezen en daarin een aankondiging van een verval van loonaanspraken ziet, dan nog geldt het volgende. Turning Technic heeft ter rechtvaardiging van haar weigering om enig loon te betalen over de maanden oktober tot 28 december 2011 gewezen op het rapport van de arbeidsdeskundige van het UWV van 25 november 2011, waarin deze vaststelt dat werknemer geen deugdelijke grond had om te weigeren medewerking te verlenen aan de re-integratie-inspanningen van Turning Technic. Het hof is voorshands van oordeel dat in het onderhavige geval onvoldoende gewicht aan dat rapport kan worden gehecht, omdat de arbeidsdeskundige (blijkens zijn rapport) slechts telefonisch contact met werknemer heeft gehad en ten behoeve van zijn onderzoek geen inlichtingen heeft ingewonnen bij de behandelende sector, onder wie de psychiater, bij wie werknemer sinds 30 augustus 2011 onder behandeling was (en van wie werknemer uitdrukkelijk gewag had gemaakt), en evenmin bij de psycholoog. Blijkens de bevindingen van de behandelende sector kampte werknemer al langer met ernstige psychische klachten. Daarbij komt dat de bedrijfsarts van Achmea Vitale op 28 december 2011 heeft vastgesteld dat er op dat moment geen benutbare mogelijkheden zijn voor eigen of aangepast werk en ook dat werknemer op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is te achten. Werknemer staat op een wachtlijst voor opname in een zorginstelling voor gerichte behandeling. De rapportage van de bedrijfsarts is voor Turning Technic aanleiding geweest om de loonbetalingen te hervatten, omdat zij kennelijk wel inzag dat verdere pogingen om te komen tot re-integratie van werknemer geen soelaas zouden kunnen bieden, althans niet van werknemer konden worden gevergd. Dit een en ander leidt tot de conclusie dat werknemer gevolg heeft gegeven aan de redelijke voorschriften van Turning Technic als bedoeld in artikel 7:629 lid 3 sub d BW, voor zover dit in zijn vermogen lag. Voorts leidt dit voorshands tot de slotsom dat werknemer, mede gezien zijn ernstige psychische klachten, waarvoor hij zich onder behandeling van een psychiater en psycholoog had gesteld, niet in staat was om mee te werken aan re-integratie op de wijze die Turning Technic voorstond. Onder deze omstandigheden is een loonsanctie als door Turning Technic gebezigd niet gerechtvaardigd te achten.
Het ontbreken van een 629a-verklaring in hoger beroep, staat aan toewijzing van de vordering van werknemer niet in de weg. Een dergelijke verklaring is in kort geding (ook in hoger beroep) niet vereist. Daarbij komt dat Turning Technic zelf een verklaring van het UWV heeft gevraagd en ingebracht in het geding. Dit alles betekent dat het beroep slaagt en dat het vonnis van de kantonrechter in kort geding niet in stand kan blijven. De loonvorderingen worden alsnog toegewezen.