Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/BASF Nederland B.V., Beheer- en Beleggingsmaatschappij Grapofex B.V.
Hoge Raad, 5 oktober 2012
ECLI:NL:HR:2012:BV6698

werknemer/BASF Nederland B.V., Beheer- en Beleggingsmaatschappij Grapofex B.V.

Een geparafeerd geschrift kan gelden als een ondertekend geschrift in de zin van artikel 156 lid 1 Rv indien de paraaf de desbetreffende persoon in voldoende mate individualiseert, ook al is de persoon die de paraaf of handtekening zet de taal niet machtig

Werknemer was samen met anderen tot 2001 dga van Grapofex. Hij heeft in 2001 middels een koopovereenkomst de aandelen in Grapofex verkocht aan CIBA. Aan de koopovereenkomst is als bijlage 5 gehecht een op 17 april 2001 gedateerde, in de Engelse taal gestelde, arbeidsovereenkomst (hierna: Employment Agreement) tussen Grapofex en werknemer. Daarin is onder meer bepaald, zakelijk weergegeven, dat werknemer met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 voor een periode van drie jaar in dienst is getreden van Grapofex. Voorts is in de Employment Agreement bepaald dat Grapofex de pensioenverplichtingen van Efka (alwaar werknemer sinds 1984 in dienst was) jegens werknemer zal voortzetten, zoals beschreven in de in de Nederlandse taal gestelde Annex, hierna (conform de titel van het document zelf): aanvullende arbeidsovereenkomst. De Employment Agreement en de aanvullende arbeidsovereenkomst zijn door Head Legal Counsel van Ciba op iedere pagina geparafeerd. In de Employment Agreement en de aanvullende arbeidsovereenkomst is bepaald dat werknemer aanspraak kan maken op een pensioenuitkering vanaf de pensioengerechtigde leeftijd ter grootte van een bedrag berekend op basis van de dienstjaren bij zowel Efka als Grapofex, dus over de periode 1984-2004, met een jaarlijkse opbouw van 2,33% van het op de pensioendatum geldende salaris. Partijen strijden in deze zaak over de inhoud (en daarmee omvang) van een gedane pensioentoezegging. Daarbij heeft het hof – in navolging van de rechtbank – overwogen dat ‘het enkele feit dat er een schriftelijke aanvullende arbeidsovereenkomst is, onvoldoende is om het bestaan van de daarin neergelegde, van de koopovereenkomst afwijkende, afspraken bewezen te achten. Aangezien deze aanvullende arbeidsovereenkomst niet door partijen is ondertekend, maar uitsluitend door een – niet Nederlands sprekende – medewerker van Ciba op 18 april 2001 is geparafeerd, is niet voldaan aan het vereiste van ondertekening in artikel 156 lid 1 en 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), hetgeen met zich meebrengt dat aan deze overeenkomst geen dwingende bewijskracht toekomt.’ Tegen dit onderdeel keert werknemer zich in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Een geparafeerd geschrift kan gelden als een ondertekend geschrift in de zin van artikel 156 lid 1 Rv indien de paraaf de desbetreffende persoon in voldoende mate individualiseert. De omstandigheid dat de persoon die de paraaf of handtekening plaatst de taal waarin het geschrift is opgesteld niet machtig is, staat daaraan niet in de weg. Het hof, dat op beide punten van het tegendeel is uitgegaan, heeft dus van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven.