Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werknemer is sinds 1990 in dienst van (de rechtsvoorganger van) werkgever. Vanaf 9 september 2009 is werknemer arbeidsongeschikt. In eerste aanleg heeft werknemer loon gevorderd over de periode van arbeidsongeschiktheid. In hoger beroep staat de vraag centraal of uit de in het geding gebrachte arbeidsovereenkomst blijkt dat werknemer recht heeft op 100% doorbetaling tijdens ziekte. In de toelichting op deze grief voert werkgever aan dat het door werknemer overgelegde stuk, aangeduid als ‘korte arbeidsovereenkomst’ en geldend per 30 november 1997 vals of vervalst is en niet de tussen partijen geldende afspraken vermeldt. Werkgever wijst er in dit verband op dat het schriftelijk stuk niet de hoogte van het overeengekomen loon bevat en verwijst naar de niet bestaande CAO detailhandel. Ook stelt werkgever dat het stuk ten onrechte melding maakt van een ‘40-uurse werkweek’ terwijl van meet af aan een werkweek van 41 uur heeft gegolden. Daarnaast voert hij aan dat de handtekening niet overeenstemt met de handtekening van de rechtsvoorganger. Ten slotte beroept werkgever zich op artikel 7:629 lid 6 jo. lid 3 BW.
Het hof oordeelt als volgt. De grieven van werkgever falen. Het hof is allereerst van oordeel dat werknemer voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij ook gedurende het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid aanspraak jegens werkgever heeft op 100% doorbetaling van het salaris. De door werkgever gestelde feiten en omstandigheden bieden vooralsnog naar het oordeel van het hof onvoldoende steun voor zijn stelling dat sprake is van een valse of vervalste overeenkomst uit 1997, dan wel dat sprake is van een in 2003 op het voor doorbetaling in het tweede ziektejaar aangepaste arbeidsovereenkomst. Daarnaast staat vast dat werkgever ook daadwerkelijk gedurende bijna het hele tweede ziektejaar 100% van het salaris is blijven doorbetalen en hij eerst toen hij in een procedure werd betrokken het standpunt is gaan innemen dat hij al die maanden te veel heeft betaald omdat de door hem genoemde cao van toepassing is.
Wat het beroep op opschorting betreft, wijst het hof erop dat werkgever verzuimd heeft de werknemer vooraf mee te delen dat het loon zal worden opgeschort. Ibidem voor de uitsluiting van lid 3.