Naar boven ↑

Rechtspraak

BAM Wegen B.V./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 30 oktober 2012
ECLI:NL:GHARN:2012:BY2121

BAM Wegen B.V./werknemer

BAM handelt niet in strijd met artikel 7:611 BW door werknemer niet te benoemen tot Projectdirecteur. Geen sprake van onvoorwaardelijke toezegging tot promotie na een jaar

Werknemer is met ingang van 1 september 2006 bij BAM in dienst getreden als Tendermanager. Voorafgaand aan deze indiensttreding is uitvoerig gecorrespondeerd met BAM over de mogelijkheid door te groeien naar de functie Projectdirecteur. BAM heeft aangegeven dat na 12 maanden werknemer in beginsel voor deze functie in aanmerking zou komen bij gebleken geschiktheid en vacatureruimte. Ondanks schrijven van de werknemer, heeft BAM werknemer niet benoemd tot Projectdirecteur. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst met BAM per 1 augustus 2008 opgezegd. Werknemer heeft schadevergoeding gevorderd wegens het niet-nakomen van de – volgens hem – toegezegde functiewijziging. De kantonrechter heeft op grond van een aantal omstandigheden geoordeeld dat BAM in strijd met artikel 7:611 BW heeft gehandeld en heeft de door werknemer gevorderde schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 10.356,09 bruto. Beide partijen zijn van deze uitspraak in hoger beroep gekomen.

Het hof oordeelt als volgt. Het enkele feit dat in de aanstellingsbrief van 26 juni 2006 niets is opgenomen met betrekking tot de eventuele doorgroei van werknemer naar de functie van Projectdirecteur betekent niet dat reeds op die grond de vorderingen van werknemer zouden moeten worden afgewezen. Wel overweegt het hof dat het op de weg van werknemer had gelegen deze afspraak of wens in de arbeidsovereenkomst te laten opnemen, gezien het feit dat hij dit kennelijk zo belangrijk vond. Uit de feiten en omstandigheden leidt het hof af dat BAM geen onvoorwaardelijke toezegging met een fatale termijn heeft gedaan. Integendeel. BAM heeft twee voorwaarden gesteld (geschiktheid en vacature). BAM heeft ook duidelijk in een functioneringsgesprek met werknemer aangegeven dat hij niet voldoet aan de eis van leidinggeven (geschiktheid). Voorts is de vacature van projectleider in 2007 niet vacant. Het voorgaande neemt niet weg dat BAM, nadat werknemer bij haar in dienst was getreden, de eventuele bevordering van werknemer op zijn beloop heeft gelaten en dat zij duidelijker naar werknemer had moeten communiceren of en zo ja, op welke wijze zij haar intenties wilde effectueren. Dat zij dat niet heeft gedaan, is echter op zichzelf niet van dien aard dat op grond daarvan zou moeten worden geoordeeld dat BAM wel in strijd met artikel 7:611 BW heeft gehandeld door werknemer niet te benoemen tot Projectdirecteur.