Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Werkgelegenheidsinitiatieven Noordoost Twente/X c.s.
Rechtbank Oost-Nederland, 23 januari 2013
ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0668

Stichting Werkgelegenheidsinitiatieven Noordoost Twente/X c.s.

Geen onrechtmatige concurrentie door werknemers leerwerkbedrijf bij oprichting van een nieuwe vennootschap. Deelnemers hebben uit eigen beweging zorgovereenkomst opgezegd en zijn overgestapt naar nieuwe vennootschap. Geen sprake van actieve stelselmatige werving

Werknemers zijn werkzaam geweest bij Werkwijzer, een leerwerkbedrijf waarbinnen op verschillende locaties activerende dagbesteding wordt geboden. Werkwijzer stelt dat sprake is van onrechtmatige concurrentie doordat de werknemers in dienst zijn getreden van X, een bedrijf dat door een van de voormalige werknemers (tevens verhuurder) van Werkwijzer is opgezet. Elf deelnemers van Werkwijzer hebben hun zorgovereenkomst met Werkwijzer beëindigd en gemeld te zullen overstappen naar X.

De rechtbank oordeelt als volgt. Het louter oprichten van een vennootschap, ook als die vennootschap blijkens haar doelstelling beoogt concurrerende werkzaamheden uit te gaan voeren, kan niet worden aangemerkt als het aanvaarden van een nevenfunctie die strijdig is met het werk voor Werkwijzer. Met de werknemers is geen concurrentiebeding overeengekomen, zodat aan de hand van het arrest Boogaard/Vesta (HR 9 december 1955, NJ 1956, 157) beoordeeld dient te worden of sprake is van onrechtmatige concurrentie. De opzegging van de huurovereenkomst beïnvloedt niet de vraag of het aan werknemers vrijstond met Werkwijzer in concurrentie te treden, mede omdat vaststaat dat X niet werkt vanuit het voorheen door Werkwijzer gehuurde pand. Door Werkwijzer is niet nader onderbouwd dat de werknemers actief onder de deelnemers zouden hebben geworven. De stelling van de werknemers dat de deelnemers hen zijn gevolgd ten gevolge van de in jaren opgebouwde persoonlijke band, dat deelnemers en hun ouders uit eigen beweging een zorgcontract met Werkwijzer hebben beëindigd en nieuwe zorgcontracten met X zijn aangegaan en dat er derhalve geen sprake is van afbraak van het debiet van Werkwijzer door actief stelselmatig en substantieel onder de deelnemers van Werkwijzer te werven, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk en voldoende aannemelijk, mede gelet op alle overgelegde schriftelijke verklaringen. Het wegvallen van 11 deelnemers binnen een locatie waar 29 deelnemers worden begeleid en dit alles op een totaalbestand van 172 deelnemers, kan reeds uit dien hoofde niet leiden tot de vaststelling dat er door werknemers stelselmatig en substantieel duurzaam debiet van Werkwijzer is afgebroken. Van onrechtmatige concurrentie is derhalve geen sprake.