Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Robert Bosch Packaging Technology BV
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 5 februari 2013
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0852

werknemer/Robert Bosch Packaging Technology BV

Werkgever niet aansprakelijk voor OPS-schade wegens ontbreken causaal verband met het werk. Geen omkering bewijslast bij beroepsziektes indien werknemer niet meer dan de theoretische mogelijkheid heeft gesteld

Werknemer geboren in 1949, is op 15 juni 1971 in dienst getreden bij Robert Bosch in de functie van monteur. Laatstelijk was hij werkzaam als monteur binnen- en buitendienst. Robert Bosch houdt zich bezig met het vervaardigen van verpakkingsmachines voornamelijk voor de farmaceutische- en levensmiddelensector en het verlenen van service ten aanzien van deze machines. De werkzaamheden van werknemer hadden vooral betrekking op het zelfstandig monteren en daarna afstellen, controleren en testen van gehele verpakkingsmachines en de daarbij behorende apparatuur. Vanaf 1992 hield werknemer zich ook bezig met het afleveren en monteren van nieuwe machines bij klanten. Op 26 januari 2001 is werknemer definitief uitgevallen voor zijn werkzaamheden. Op 1 februari 2004 is het dienstverband met Robert Bosch ten einde gekomen via rechtsgeldige opzegging. Werknemer stelt zich op het standpunt dat hij door het werk bij Robert Bosch een beroepsziekte heeft opgelopen en dat Robert Bosch op grond van artikel 7:658 BW voor de daardoor veroorzaakte schade aansprakelijk is. Meer in het bijzonder heeft hij gesteld dat hij lijdt aan longfibrose, die gepaard gaat met een granulomateuze ontsteking van de longen, en aan een Organisch Psychosyndroom door Solventen (OPS), ook wel Chronisch Toxische Encephalopathie (CTE) genoemd. Deze aandoeningen zijn veroorzaakt door veelvuldig gebruik van en contact met diverse al dan niet toxische stoffen, zoals aluminium(stof), beryllium(stof), thinner en andere ontvettingsmiddelen, en waspoeders en dergelijke, aldus werknemer. Robert Bosch stelt zich op het standpunt dat het causaal verband tussen de schade een het werk ontbreekt. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Waar het hier gaat om een (beweerdelijke) beroepsziekte is de rechtspraak de werknemer voor wat betreft stelplicht en bewijslast in die zin tegemoetgekomen dat hij (slechts) moet stellen en zo nodig bewijzen dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid en verder dat hij stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die door deze omstandigheden kunnen zijn veroorzaakt. De enkele (theoretische) mogelijkheid van blootstelling aan toxische stoffen rechtvaardigt niet een verschuiving van de bewijslast naar de werkgever. Aannemelijk moet zijn gemaakt door de werknemer dat de gestelde gevolgen tot daadwerkelijke blootstelling kunnen worden herleid. Eerst indien dat verband aannemelijk is gemaakt, dient het door de werknemer (in beginsel) te bewijzen oorzakelijk verband tussen blootstelling en gezondheidsklachten aangenomen te worden indien de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van de werkzaamheden schade lijdt. Meer concreet dient in dit geval werknemer allereerst de blootstelling aan gevaarlijke stoffen tijdens het werk (zonder meer) te stellen en zo nodig te bewijzen, waarbij zoals hiervoor is aangegeven dat bewijs niet reeds gelegen kan zijn in de enkele (theoretische) mogelijkheid van blootstelling aan die toxische stoffen. Eerst dan komt de vraag naar de vereiste maatregelen van de werkgever aan de orde. Met andere woorden: werknemer dient te bewijzen dat de arbeidsomstandigheden schadelijk voor de gezondheid zijn (geweest) en aannemelijk te maken dat de gezondheidsschade of klachten waaraan hij lijdt kunnen zijn veroorzaakt door de specifieke schending van de zorgplicht dan wel de gewraakte arbeidsomstandigheden. Naar het oordeel van het hof is werknemer niet geslaagd in dit bewijs.