Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Security Professionals B.V.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19 februari 2013
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ1826

werknemer/Security Professionals B.V.

Werknemer niet-ontvankelijk in loonvordering wegens ontbreken 629a-verklaring. Het overleggen van een procesdossier uit een andere zaak is niet gelijk te stellen aan het (tijdig) in het geding innemen van stellingen

Werknemer heeft in zijn antwoordakte bepleit dat het hof dient terug te komen op zijn beslissing om over de periode vanaf 10 maart 2010 tot 5 december 2010 geen loon toe te wijzen vanwege (kort gezegd) het ontbreken van een verklaring als bedoeld in artikel 7:629a BW. Werknemer heeft daarbij gewezen op productie F (zijnde een akte houdende uitlatingproducties en voorzien van producties van 5 oktober 2010 van werknemer in de kortgedingprocedure) bij de memorie van grieven waarin werknemer aangeeft waarom hij geen second opinion heeft kunnen krijgen.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt voorop dat het door werknemer overleggen van processtukken uit een andere procedure in het algemeen niet voldoende is om hetgeen in die stukken aan stellingen en feiten te vinden is, te beschouwen als aangevoerd in het geding waarin dat overleggen heeft plaatsgevonden, en aldus mede aan het in dat geding aangevoerde stellingen ten grondslag is gelegd. De partij die zulke stellingen en feiten wil inroepen, dient dit op een zodanige wijze te doen dat dit voor de rechter en de wederpartij duidelijk is (zie arrest HR 10 juli 2009, LJN BI4209). In dit geval kan het volgende worden vastgesteld. Werknemer heeft in de inleidende dagvaarding onder de punten 12 tot en met 17 aangevoerd waarom hij aanspraak meende te kunnen maken op kort gezegd doorbetaling van loon tijdens ziekte. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de ziekmelding niet ter discussie is geweest en dat er (ook) geen reden bestaat om loonbetaling op te schorten. Bij conclusie van antwoord heeft Security deze stellingen betwist en voorts aangegeven dat een second opinion als bedoeld in artikel 7:629a BW niet voorlag. In de nadien aan de kantonrechter in het kader van een comparitie van partijen toegezonden stukken blijkt niet van een betwisting van dit verweer of zelfs maar een reactie op deze stelling van Security. Evenmin blijkt van een nadere discussie hierover op de betreffende comparitie (een proces-verbaal van die zitting bevindt zich niet bij de stukken). Security heeft haar stellingen op dit punt herhaald in de memorie van antwoord tevens deels voorwaardelijk incidenteel appèl. Enige reactie van werknemer hierop in de door hem genomen memorie van antwoord in incidenteel appèl is uitgebleven. Vastgesteld kan worden dat werknemer bij gelegenheid van het nemen van zijn memorie van grieven de processtukken, zowel die van eerste aanleg als van het hoger beroep, in de zaak met HD 200.069.954 heeft overgelegd met de stelling dat hij verzoekt al hetgeen door hem in die procedure is gesteld en als productie is overgelegd als woordelijk herhaald en ingelast te beschouwen. Nadere beschouwing leert dat bij akte van 5 oktober 2010 in die betreffende kortgedingprocedure een brief van het UWV is ingebracht, waarin staat aangegeven dat en waarom geen deskundigenoordeel kan worden gegeven. Naar het oordeel van het hof kan onder deze omstandigheden niet gezegd worden dat werknemer zijn kennelijk nadere stellingen te dien aanzien – een uitzondering op de verplichting als bedoeld in artikel 7:629a lid 1 BW – ook maar op een enigszins inzichtelijke wijze en tijdig heeft gepresenteerd. Het hof ziet daarom geen reden om mede gezien het vergevorderde stadium van de procedure terug te komen op zijn oordeel als neergelegd in het tussenarrest, behalve ten aanzien van het moment van tweede ziekmelding als startmoment, zodat werknemer nog steeds niet-ontvankelijk is in deze vordering.