Rechtspraak
Werknemer is op 1 april 2001 bij werkgever in dienst getreden, een en ander tegen een salaris van € 1.450 bruto per maand op basis van een 40-urige werkweek. Overeengekomen is dat het verschuldigde loon steeds per kas/bank zal worden uitbetaald op de laatste dag van de maand. Werknemer heeft voor het laatst voor werkgever gewerkt op 28 juni 2011. Tegen de achtergrond van voormelde feiten vorderde werknemer in eerste aanleg kort gezegd en voor zover thans nog van belang, het netto equivalent van bruto € 5.800 (excl. vakantiegeld), zijnde het niet dan wel te weinig betaalde salaris over de maanden april t/m 1 augustus 2011, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente. In hoger beroep voert werkgever aan dat deze schuld reeds is voldaan – middels X.
Het hof oordeelt als volgt. Het verweer van werkgever is een zogenoemd bevrijdend verweer, waarvan werkgever aannemelijk dient te maken dat bevrijdende betaling heeft plaatsgevonden. Werkgever heeft in dat kader alleen zijn eigen getuigenverklaring. Dat is niet voldoende. Volgt bekrachtiging vonnis van de kantonrechter.