Naar boven ↑

Rechtspraak

Y c.s./X c.s.
Rechtbank Midden-Nederland, 7 maart 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ3552

Y c.s./X c.s.

Geen onrechtmatige concurrentie door na einde managementovereenkomst een onderneming op te richten die zich, net als voormalig werkgeefster, richt op de in- en verkoop van wortelen

X is sinds 2001 in dienst van Y, een bedrijf dat zich bezighoudt met de in- en verkoop van wortelen. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding (geldingsduur tot twee jaar na het einde van het dienstverband) opgenomen. In december 2009 is de arbeidsovereenkomst met X beƫindigd. In januari 2010 is tussen Y en bedrijf A mondeling een managementovereenkomst gesloten, uitgevoerd door X. X bleef ook in het kader van de met bedrijf A gesloten managementovereenkomst de verkoop doen en de contacten met de afnemers onderhouden. Op 16 november 2012 heeft X, namens bedrijf A, met onmiddellijke ingang de managementovereenkomst beƫindigd. Op 19 december 2012 heeft X een onderneming opgericht die feitelijk dezelfde activiteiten uitoefent als Y. Y stelt thans dat sprake is van onrechtmatige concurrentie.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. X heeft niet ontkend dat er contacten zijn met relaties van Y. Hij heeft wel betwist dat hij stelselmatig actief relaties van Y benadert teneinde hen te bewegen zaken te doen met X in plaats van met Y. Het feit dat er contacten zijn met de relaties van Y betekent nog niet dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. Niet aannemelijk is dat X gelijk na afloop van de managementovereenkomst actief klanten is gaan benaderen. Voorts is niet gebleken dat X in een periode voor het einde van de managementovereenkomst al doende was met de voorbereidingen van een door hem te starten concurrerende onderneming. Het feit dat X na afloop van de managementovereenkomst in een sms zijn nieuwe mobiele nummer naar zijn contacten heeft gestuurd (waaronder ook relaties van Y), kan niet worden gelijkgesteld met rechtspraak over het verspreiden van visitekaartjes onder de relaties van de ex-werkgever. Y heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat X zich schuldig maakt aan het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame debiet van Y dat X in het kader van de arbeidsovereenkomst (en later de managementovereenkomst) mee heeft helpen opbouwen met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van Y ter beschikking kreeg. Volgt afwijzing van de vorderingen.