Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Vereniging van eigenaren Huis De Rekere
Gerechtshof Amsterdam, 2 april 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6705

werkneemster/Vereniging van eigenaren Huis De Rekere

Ontslag 52-jarige arbeidsongeschikte werkneemster met 23 dienstjaren is kennelijk onredelijk. Vergoeding € 20.000. Verzuim beroep op opzegverbod tijdens ziekte en de daaruit voortvloeiende schade (verlies arbeidsovereenkomst) kan niet gecompenseerd worden met beroep op gevolgencriterium

Werkneemster is in oktober 1987 (in deeltijd) bij De Rekere in dienst getreden in de functie van wachtdame. De Rekere heeft de arbeidsovereenkomst met werkneemster (en elf andere werknemers) wegens bedrijfseconomische reden en met toestemming van het UWV opgezegd tegen 1 januari 2011. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag.

Het hof oordeelt als volgt. Ten tijde van het ontslag (1 januari 2011) was werkneemster 52 jaar en ruim 23 jaar in dienst bij De Rekere. Zij heeft onbetwist gesteld in al die jaren nooit aanmerkingen op haar functioneren gehad te hebben en bij bewoners geliefd geweest te zijn. Het outsourcen van de wachtdiensten was geen absolute noodzaak, de kostenbesparing was gering voor De Rekere. Op 1 januari 2011 was werkneemster ziek en had zij een beperkt arbeidsverleden: enkel De Rekere. Het ontslag moet derhalve kennelijk onredelijk worden beoordeeld. De hoogte van de schadevergoeding is niet gelijk aan het salaris tot aan haar pensioen. Niet het wegvallen van werkneemsters arbeidsplaats als zodanig valt De Rekere te verwijten, maar de wijze waarop zij dat wegvallen heeft vormgegeven. Voor zover werkneemster in dit verband heeft aangevoerd dat De Rekere niet had mogen opzeggen omdat zij op de ontslagdatum ziek was, en dat daarom de schade dient te worden berekend ‘aan de hand van de verwachte levensduur van de arbeidsovereenkomst’ geldt dat het werkneemster vrij had gestaan (binnen twee maanden na de opzegging van de arbeidsovereenkomst) op die vernietigingsgrond een beroep te doen. Dat heeft zij (kennelijk) niet gedaan en daarmee is de betekenis van de bewuste bepaling uitgewerkt. De hoogte van de vergoeding kan gesteld worden op de voorziening die De Rekere naar het oordeel van het hof bij het ontslag had moeten treffen. Daarbij had De Rekere ermee rekening moeten houden dat de arbeidsongeschiktheid van werkneemster na 1 januari 2011 nog enige tijd zou voortduren en dat zich nadien voor haar de nodige problemen zouden voordoen bij het vinden van een andere bron van inkomsten. Het hof stelt die voorziening op een bedrag van € 20.000 bruto ten titel van suppleties op ziektewet- en werkloosheidsuitkeringen en/of lager of minder salaris.