Naar boven ↑

Rechtspraak

Brilmij Groep B.V./werknemer
Rechtbank Oost-Brabant, 26 maart 2013
ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ6659

Brilmij Groep B.V./werknemer

Disfunctioneren of diefstal door opticien met autistische stoornis is niet komen vast te staan. Afwijzing voorwaardelijk ontbindingsverzoek

Werknemer is sinds 2010 in dienst van Brilmij in de functie van opticien. Op 30 maart 2012 is werknemer tijdens diens werkzaamheden te verstaan gegeven dat Brilmij de arbeidsovereenkomst wenste te beƫindigen. Werknemer heeft de vernietigbaarheid van de vaststellingsovereenkomst ingeroepen (red: Hof Den Bosch heeft werknemer in het gelijk gesteld, zie AR 2013-0258). Thans verzoekt Brilmij voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Hiertoe voert Brilmij kort gezegd aan dat sprake is van disfunctioneren. Daarnaast heeft werknemer drugs aangeboden aan een bedrijfsleidster en zijn de verklaringen van werknemer over enkele diefstallen van zonnebrillen en kasgeld in februari en maart 2012 ongeloofwaardig. Werknemer beroept zich op de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte, omdat hij een autistische stoornis (en ADHD) heeft.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen staat vast dat geen sprake is (geweest) van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte. Om die reden staat het opzegverbod tijdens ziekte niet aan ontbinding in de weg. Van een gewichtige reden is echter geen sprake, zodat het ontbindingsverzoek wordt afgewezen. Werknemer heeft door zijn stoornis in het autistische spectrum een zekere beperking. Brilmij erkent het bestaan van deze stoornis. In de loop van 2011 is het functioneren van werknemer verbeterd, hetgeen ook volgt uit de beoordeling van werknemer over 2011. Medio februari 2012 was er geen enkele aanleiding voor werknemer om te verwachten dat Brilmij kort daarna op grond van disfunctioneren tot beƫindiging van het dienstverband zou willen overgaan. Dat werknemer drugs zou hebben aangeboden aan een collega is niet komen vast te staan. Ter zitting is gebleken dat Brilmij niet stelt dat werknemer daadwerkelijk bij de diefstallen betrokken was. De diefstallen zijn ook volgens Brilmij gepleegd door bepaalde personen uit de Roma-gemeenschap, die misbruik/gebruik zouden hebben gemaakt van de (kwetsbare) persoonlijkheid van werknemer. Het had op de weg van Brilmij als werkgever gelegen om de constatering dat misbruik werd gemaakt van de persoonlijkheid van werknemer met hem te bespreken en daar vervolgens actie op te ondernemen.