Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23 april 2013
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8266
CNV Publieke Zaak c.s./De Gemeenschappelijke Regeling Orionis Walcheren
Orionis is op 1 januari 2012 ontstaan uit een fusie tussen de gemeenschappelijke regeling Sociale Dienst Walcheren en de gemeenschappelijke regeling Arbeidsintegratiebedrijf Walcheren (handelend onder de naam LétÉ). Het bestuur van Orionis heeft besloten om de per 1 januari 2012 nieuw gevormde organisatie te herstructureren. Met het oog op de mogelijke gevolgen die deze herstructurering kan hebben voor de medewerkers van de organisatie is op 10 oktober 2012 een sociaal statuut vastgesteld. CNV Publieke Zaak en Abvakabo FNV zijn betrokken bij het sociaal statuut. In het sociaal statuut is bepaald dat de plaatsing van alle werknemers geschiedt door het dagelijks bestuur van Orionis. Voorts is daarin bepaald dat ten behoeve van de plaatsing van werknemers een plaatsingscommissie wordt ingesteld, die het dagelijks bestuur adviseert over de (beoogde) plaatsing van alle werknemers. Dertien medewerkers zijn boventallig verklaard. In de onderhavige procedure wordt gesteld dat Orionis het sociaal statuut in de aanloop naar het voorgenomen (niet-)plaatsingsbesluit op meerdere onderdelen niet heeft nageleefd. Gevorderd wordt Orionis te veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen zoals opgenomen in het sociaal statuut.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Tegen het definitieve plaatsingsbesluit staat voor de medewerkers als direct belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Awb bezwaar open. Hangende de bezwaarprocedure bestaat voor hen de mogelijkheid om bij de bestuursrechter een voorlopige voorziening te vragen tot schorsing van het besluit (artikel 8:81 Awb). De medewerkers worden derhalve niet-ontvankelijk verklaard. CNV Publieke Zaak en Abvakabo FNV zijn wel ontvankelijk, omdat de gang naar de bestuursrechter voor hen niet openstaat.
Indien juist zou zijn dat de algemeen directeur a.i. in strijd met toezeggingen dat dat niet het geval zou zijn al bij de totstandkoming van de plaatsingsadviezen een prominente rol zou hebben gespeeld zou dat, mede in het licht van de omstandigheid dat omtrent die rol geheimhouding is betracht, in strijd kunnen zijn met hetgeen is neergelegd in het sociaal statuut. Orionis betwist deels echter hetgeen dienaangaande is gesteld. Toewijzing van de vorderingen van de vakbonden, die er feitelijk toe strekken dat de gehele plaatsingsprocedure wordt overgedaan, zou bovendien de door de bestuursrechter ten aanzien van de medewerkers individueel te nemen beslissingen op een onaanvaardbare wijze kunnen doorkruisen. Overwogen wordt voorts dat in de hele reorganisatie bij Orionis 160 medewerkers zijn betrokken. Toewijzing van de vordering zou betekenen dat de gehele plaatsingsprocedure en daarmee de hele reorganisatie zal moeten worden overgedaan. Het is maar de vraag of het daarbij door de vakbonden gestelde belang opweegt tegen de consequenties die dit (ongewild) voor alle medewerkers van Orionis met zich zal brengen. Ten slotte is van belang dat tevens een naar zijn strekking soortgelijke voorziening is gevraagd bij de Ondernemingskamer. Volgt afwijzing van de gevraagde voorzieningen.