Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer is van 15 maart 1999 tot 1 april 2011 in dienst geweest van (de rechtsvoorganger van) werkgever, laatstelijk in de functie van APK-keurmeester. Na zijn dienstverband heeft werknemer werkgever in rechte betrokken en (onder meer) achterstallig salaris gevorderd. Deze vordering van werknemer is gebaseerd op zijn stelling dat hij ten onrechte niet conform de geldende CAO Motorbedrijf en Tweewielerbedrijf is beloond. Het geschil in eerste aanleg spitste zich toe op de vraag of werknemer, op grond van zijn opleiding en de door hem verrichte werkzaamheden, in functiegroep E zou moeten worden ingedeeld of in functiegroep D. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen. In hoger beroep vordert werknemer op grond van artikel 843a Rv inzage in werkorders, waarmee hij kan aantonen dat hij werkzaamheden in functiegroep E verrichtte. Werkgever voert als verweer dat de werkorders geen bescheiden zijn aangaande een rechtsbetrekking waarbij werknemer partij is, omdat het gegevens betreft die van belang zijn in de rechtsbetrekking tussen werkgever en de desbetreffende klant.
Het hof oordeelt als volgt. Weliswaar zijn de werkorders de basis voor de facturering door werkgever aan de klanten van het door haar gedreven garagebedrijf, maar niet kan worden volgehouden dat werknemer daar part noch deel aan heeft. De werkorders zijn immers stukken die door werknemer (als vertegenwoordiger van werkgever) zijn opgesteld en/of ingevuld, maar worden gehouden door werkgever. Naar het oordeel van het hof is werknemer daarmee als partij te beschouwen in de zin van artikel 843a lid 1 Rv.