Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Hoorn), 18 maart 2013
ECLI:NL:RBNHO:2013:8616
G. Noor B.V./werknemer
Werknemer is sinds 1970 dan wel 1974 in dienst van Noor, een onderneming op het gebied van de aanneming van grond-, weg- en waterbouw. Hij is werkzaam in Opperman stratenmaker. Noor verzoekt ontbinding wegens bedrijfseconomische redenen. Aangevoerd wordt dat door de crisis sinds 2011 grote verliezen zijn geleden. Noor beoogt 15 arbeidsplaatsen te laten vervallen. De functie van werknemer komt volledig te vervallen. Voor werknemer zijn geen herplaatsingsmogelijkheden binnen Noor. Noor heeft toestemming gekregen van het UWV voor opzegging van de arbeidsovereenkomsten. Omdat werknemer ziek is, is voor hem een ontbindingsverzoek ingediend. Werknemer betwist de bedrijfseconomische redenen. Daarnaast stelt hij dat hij ten onrechte voor ontslag is voorgedragen, omdat hij altijd werkzaam is geweest als Bouwvakhelper. Deze functie komt niet te vervallen, zodat het ontbindingsverzoek verband houdt met de ziekte.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Noor heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar omzet en bedrijfsresultaten sinds 2011 zodanig slecht zijn dat ingrijpen in de bedrijfsvoering noodzakelijk is. De vraag is echter wat de functie van werknemer is: Opperman of Bouwvakhelper. In de arbeidsovereenkomst staat vermeld dat hij in dienst treedt als Bouwvakhelper. Onvoldoende inzichtelijk heeft Noor gemaakt waarom werknemer desondanks moet worden beschouwd als Opperman stratenmaker. Dat werknemer jarenlang met twee collega’s is mee geweest als Opperman stratenmaker, is daarvoor onvoldoende. Temeer niet omdat Noor niet nader heeft onderbouwd wat de verschillen tussen de beide functies zijn en waarom zij nog in 2011 in de arbeidsovereenkomst met werknemer heeft bevestigd dat zijn functie die van Bouwvakhelper is. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de functie van werknemer die van Bouwvakhelper is. Nu die functie niet voorkomt op de lijst met functies die komen te vervallen, heeft Noor onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat het verzoek louter verband houdt met de slechte bedrijfseconomische omstandigheden bij Noor. Daardoor kan de kantonrechter niet concluderen dat het verzoek van Noor géén verband houdt met een opzegverbod en zal het verzoek worden afgewezen.