Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 22 oktober 2013
ECLI:NL:RBZWB:2013:7743

werkgever/werknemer

Tijdens vervulling militaire dienstplicht blijft de arbeidsovereenkomst bestaan. Werknemer komt op grond van afspiegelingsbeginsel niet voor ontslag in aanmerking, zodat het door werkgever wegens bedrijfseconomische redenen ingediende ontbindingsverzoek wordt afgewezen

Werknemer is aanvankelijk op 14 februari 1983 in dienst getreden. Na het vervullen van zijn militaire dienstplicht in de periode van 20 juni 1983 tot 20 augustus 1984 is hij weer sinds 20 augustus 1984 werkzaam bij werkgever. Laatstelijk is hij werkzaam in de functie van voorman plakkerij. Thans verzoekt werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van een vergoeding aan werknemer van bijna € 62.000. Gesteld wordt dat de functie van werknemer als gevolg van een reorganisatie is komen te vervallen en dat hij op grond van het afspiegelingsbeginsel voor ontslag in aanmerking komt. Er zijn geen herplaatsingsmogelijkheden. Omdat werknemer ziek is, geldt een opzegverbod en is een ontbindingsverzoek ingediend. Werknemer betwist de bedrijfseconomische redenen en stelt dat niet hij, maar een collega op grond van het afspiegelingsbeginsel voor ontslag in aanmerking komt. Werknemer stelt langer werkzaam te zijn bij werkgever, indien zijn werkzaamheden bij werkgever niet waren onderbroken door de militaire dienstplicht.

De kantonrechter is, op grond van de door werkgever overgelegde stukken, van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat werkgever in alle redelijkheid het besluit heeft genomen om, gezien de bedrijfseconomische omstandigheden, een reorganisatie door te voeren, waarbij arbeidsplaatsen komen te vervallen. In artikel 7:670 lid 3 BW is bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst van een werknemer niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, omdat hij als dienstplichtige is opgeroepen ter vervulling van zijn militaire dienst of vervangende dienst. Het feit dat dit verbod geldt tijdens de dienstplicht impliceert dat de wetgever ervan uit is gegaan dat de arbeidsovereenkomst in stand blijft gedurende de tijd dat de militaire dienstplicht door de werknemer wordt vervuld. Gedurende die tijd wordt in die zin geen uitvoering van de arbeidsovereenkomst gegeven, dat de verplichting van de werknemer om arbeid te verrichten en de verplichting van de werkgever om loon te betalen zijn opgeschort. Aangezien niet gesteld of gebleken is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorafgaande aan het vervullen van de dienstplicht is geëindigd, dient geoordeeld te worden dat deze gedurende de periode waarin de werknemer zijn militaire dienstplicht vervulde, onverminderd is doorgelopen. Werkgever heeft niet betwist dat indien uitgegaan zou moeten worden van een ononderbroken dienstverband vanaf 14 februari 1983, niet werknemer, maar een collega op basis van het afspiegelingsbeginsel in aanmerking had behoren te komen voor ontslag. Het afspiegelingsbeginsel is derhalve onjuist toegepast. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.