Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 19 november 2013
ECLI:NL:GHSHE:2013:5488
werknemer/Sonse Taxicentrale B.V.
Werknemer (62 jaar) is met ingang van 17 november 1997 bij STC in dienst getreden als taxichauffeur. Hij is sinds maart/april 2009 ingezet als chauffeur bij vervoer van rolstoelgebonden personen. Werknemer heeft zich op 21 november 2011 ziek gemeld in verband met psychische klachten. Op 24 november 2011 heeft een gesprek met de bedrijfsarts plaatsgevonden. In het verslag van dit spreekuurcontact bericht de bedrijfsarts aan STC dat werknemer problemen heeft rond rolstoelvervoer rijden – vooral het vervoer van meerdere rolstoelen tegelijkertijd – en dat de emoties hieromtrent hem hebben doen besluiten zich ziek te melden. Begin december meldt werknemer zich beter, maar vrij kort daarna valt hij opnieuw uit wegens ziekte. Daarna ontstaat een langdurig traject van pogingen tot re-integratie. Bij brief van 14 maart 2013 heeft STC aan werknemer bericht van oordeel te zijn dat werknemer onvoldoende meewerkt aan een voorspoedige re-integratie en dat per direct de doorbetaling van salaris zal worden stopgezet, omdat (1) werknemer weigert passende arbeid te aanvaarden bij onder meer Connexxion en (2) weigert de psychologische hulp te blijven volgen. Uit het deskundigenoordeel UWV blijkt dat werknemer zich niet voorbeeldig gedraagt, maar niet geoordeeld kan worden dat hij zijn re-integratieverplichtingen schendt. In augustus 2013 bericht de bedrijfsarts opnieuw dat de werknemer geen werk kan hervatten bij de eigen werkgever (situatieve arbeidsongeschiktheid vanwege een meningsverschil over het uit te voeren werk). Werknemer heeft in eerste aanleg loon vanaf 14 maart 2013 tot de dag waarop er een rechtsgeldig einde komt aan de arbeidsovereenkomst gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de loonvordering afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Ondanks het feit dat zowel de deskundige van het UWV als de bedrijfsarts nog spreken van ‘re-integratie in het tweede spoor’, is van een 629-situatie geen sprake meer. Werknemer is situatief arbeidsongeschikt. De werknemer die zich erop beroept dat hij als gevolg van de hiervoor bedoelde situatieve arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden niet heeft verricht en over de betrokken periode doorbetaling van zijn loon vordert, zal feiten en omstandigheden moeten stellen en zo nodig aannemelijk moeten maken die tot het oordeel kunnen leiden dat in die periode de arbeidsomstandigheden, door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen, voor hem zodanig waren dat, met het oog op de (dreiging van) psychische of lichamelijke klachten, van hem redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten. Hierbij verdient aantekening dat de werknemer in een zodanig geval van situatieve arbeidsongeschiktheid in beginsel gehouden is alle medewerking te verlenen aan inspanningen die erop gericht zijn de oorzaken daarvan weg te nemen. De werknemer behoudt dan ingevolge artikel 7:628 BW zijn recht op loon, en werkweigering kan dan geen ontslaggrond vormen (vgl. HR 27 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7669). Naar het oordeel van het hof komen beide door STC aangevoerde gronden voor loonstaking voor zijn eigen risico. Van werknemer kon namelijk niet worden verwacht dat hij zou re-integreren bij Connexxion nu aan deze re-integratie het einde van de arbeidsovereenkomst bij STC als voorwaarde was gesteld. Dit is naar analogie van artikel 7:658a lid 4 jo. 7:629 lid 12 BW niet juist. De arbeidsovereenkomst dient in stand te blijven. Wat de tweede grond betreft, kon de werknemer in redelijkheid niet gehouden worden psychologische hulp te blijven aanvaarden, althans niet als voorwaarde voor werk en loon.