Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 11 december 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:6136

werkneemster/werkgever

Overwerkvergoeding in cao is niet van toepassing op tijd-voor-tijdregeling. Nu werkgever de cao niet volledig volgt, hoeft werkneemster niet bedacht te zijn op het na haar verhuizing exact toepassen van de reiskostenvergoeding volgens de regels van de cao

Werkneemster is op 18 september 1995 in dienst getreden van werkgever in de functie van administratief medewerkster. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen (hierna: CAO LEO) van toepassing verklaard. Vanaf 1998 is werkneemster op verzoek van werkgever 40 uur per week gaan werken. De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of werkneemster op grond van de CAO LEO aanspraak heeft op toekenning van meer tijd-voor-tijduren dan het aantal dat partijen hadden afgesproken. Tussen partijen is niet in geschil dat werkneemster sinds 1998 40 uur per week is gaan werken tegenover een salarisbetaling afgestemd op 38 uur per week en een toekenning van 2 uur per week tijd-voor-tijd. Die vergoeding van ‘tijd voor tijd’ dient in de ogen van werkneemster te worden verhoogd met 30% omdat de meer dan 38 uur per week gewerkte uren volgens haar zijn te beschouwen als overwerk in de zin van de CAO LEO. De CAO LEO kent voor overwerk een toeslag van 30% op het salaris. In reconventie vordert werkgever terugbetaling van te veel betaalde reiskostenvergoeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het standpunt van werkneemster treft reeds geen doel op de grond dat de CAO LEO – zoals die van tijd tot tijd is aangepast in de ten deze relevante periode van februari 2006 tot en met mei 2011 – de mogelijkheid bood om een in het verleden afgesproken en van de cao afwijkende arbeidsduur te handhaven voor werknemers die administratieve werkzaamheden verrichten. Deze uitzondering is op werkneemster van toepassing. De afwijkende afspraak is tussen partijen in 1998 gemaakt en valt daarmee onder de toepassing van deze uitzonderingsbepaling in de cao. Wel volgt uit de betreffende cao-bepaling dat partijen vanaf de inwerkingtreding van de cao in 2003 afspraken dienden te maken dat de bepalingen uit de tussen hen vóór 2003 gesloten arbeidsovereenkomst van kracht blijven. Werkneemster heeft niet weersproken dat een dergelijke afspraak impliciet tussen hen is gemaakt gelet op de wijze waarop in de praktijk door partijen op dit onderdeel aan de oorspronkelijke overeenkomst gevolg is gegeven. De vordering tot terugbetaling van te veel ontvangen reiskostenvergoeding over de periode van 2007 tot en met 2011 is gebaseerd op de stelling dat werkneemster voorafgaand aan die periode is verhuisd zodat haar op grond van de CAO LEO bestaande aanspraak op een reiskostenvergoeding is verlaagd. Werkgever vordert in totaal € 3.349 netto terug. Nu werkgever zelf de CAO LEO niet volledig volgde, behoefde werkneemster niet bedacht te zijn op het na haar verhuizing exact toepassen van de reiskostenvergoeding volgens de regels van de CAO LEO. In een dergelijke situatie ligt het toch vooral op de weg van werkgever om aan te geven welke wijziging van het bedrag van de reiskostenvergoeding na de verhuizing van werkneemster gaat plaatsvinden. Dit geldt temeer nu het gaat om een structureel automatisch, zonder voorafgaande declaratie, met het salaris uitgekeerde vergoeding. Volgt afwijzing van de vordering.