Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 11 december 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:4521
Ondernemingsraad van TintelTuin B.V./TintelTuin B.V.
TintelTuin (kinderopvang) heeft in januari 2013 een reorganisatie doorgevoerd. Op 31 mei 2013 is de ondernemingsraad (hierna: OR) van TintelTuin advies gevraagd over het concept sociaal plan voor de tweede helft van 2013. Op 26 september 2013 is de OR advies gevraagd over het ‘voorgenomen besluit reorganisatie 2014’. Nadat de OR op 1 oktober 2013 heeft laten weten dat de adviesaanvraag onvoldoende is gemotiveerd, heeft TintelTuin op 3 oktober 2013 meegedeeld dat de OR kennelijk behoefte heeft aan meer informatie en dat daar op korte termijn op zal worden teruggekomen. Verder is medegedeeld dat het advies over het sociaal plan los moet worden gezien van het advies over de aankomende reorganisatie. Nadat de OR een paar keer om advies is gevraagd, hetgeen vervolgens weer werd uitgesteld, is besloten het sociaal plan als voorgelegd vast te stellen. Op 17 oktober 2013 heeft de OR tot en met 25 oktober de tijd gekregen advies uit te brengen over de voorgenomen reorganisatie. Op 25 oktober heeft de voorzitter van de OR door middel van een sms aan de bestuurder bericht dat binnen de organisatie van TitelTuin geen e-mailverkeer mogelijk was, waardoor hij het advies niet tijdig aan TitelTuin kon toezenden. Op zaterdag 26 oktober om 10:19 uur is de OR medegedeeld dat het reorganisatieplan is vastgesteld. Op 26 oktober om 23:48 heeft de OR negatief advies uitgebracht en een uitgewerkt alternatief voorgesteld. TintelTuin stelt dat het besluit van 26 oktober (10:19 uur) definitief is. De OR stelt dat TintelTuin in redelijkheid niet tot het besluit heeft kunnen komen.
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. De OR heeft gesteld dat TitelTuin het sociaal plan – op 24 september 2013 – eenzijdig heeft vastgesteld, dat zij ‘het onderliggende voorgenomen besluit’ – de Ondernemingskamer begrijpt: het reorganisatieplan 2014 – nog niet ter advisering had voorgelegd en dat de OR daarvoor ‘op een cruciaal onderdeel van de voorgenomen reorganisatie’ geen wezenlijke invloed heeft kunnen uitoefenen. Vooropgesteld wordt dat de OR geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het sociaal plan. Dat betekent dat de bezwaren tegen dat plan hier niet meer aan de orde kunnen komen. Daarbij is ook van belang dat TintelTuin steeds duidelijk heeft gemaakt dat de besluitvorming ten aanzien van het sociaal plan en het reorganisatieplan van elkaar moeten worden onderscheiden.
Voorts heeft de OR aangevoerd dat TintelTuin het reorganisatieplan uiteindelijk heeft vastgesteld zonder advies van de OR, terwijl zij wist dat het advies vrijwel gereed was en door de verstoring van het e-mailverkeer niet kon worden voltooid en verzonden, terwijl het advies haar een dag later alsnog bereikte. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer had het in de gegeven omstandigheden in redelijkheid op de weg van TintelTuin gelegen om – na ontvangst van de sms op 25 oktober – het besluit korte tijd uit te stellen om de OR in de gelegenheid te stellen het advies alsnog af te ronden en uit te brengen zodat zij dat advies alsnog in de besluitvorming kon betrekken, althans ten minste contact op te nemen met de OR om te onderzoeken of de technische storing kon worden opgelost of anderszins in de daardoor ontstane problemen kon worden voorzien. TintelTuin heeft in redelijkheid niet tot het reorganisatiebesluit kunnen komen.
De Ondernemingskamer heeft aldus geoordeeld, dat TintelTuin bij afweging van de betrokken belangen op 26 november 2013 om 10:19 uur niet in redelijkheid tot het Besluit heeft kunnen komen. De Ondernemingskamer volstaat met dit oordeel. De Ondernemingskamer heeft de overige bezwaren verworpen dan wel niet zo ernstig geacht dat zij tot het oordeel kunnen leiden dat TintelTuin in redelijkheid niet tot het Besluit heeft kunnen komen. Uit het over en weer gestelde blijkt voorts, dat TintelTuin zich – zoals tevoren aangekondigd – bereid heeft getoond om ondanks het nemen van het besluit serieus met de ondernemingsraad te overleggen over de bezwaren van de ondernemingsraad en de door de ondernemingsraad op onderdelen aangedragen alternatieven. Bovendien is aannemelijk, dat, zoals TintelTuin heeft gesteld, verder uitstel tot verder oplopen van kosten leidt als gevolg waarvan de financiële problematiek – mede ten koste van de door de ondernemingsraad verdedigde belangen – slechts kan worden verzwaard. Dit een en ander betekent, dat de Ondernemingskamer het verzoek voor het overige – en dus ook het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen – zal afwijzen.