Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10 december 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:4589
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie/mr. X
De KNB verwijt betrokkene dat zij over het tijdvak 2010-2011 – evenals over de tijdvakken 2006-2007 en 2008-2009 – geen studiepunten ten behoeve van de permanente educatie heeft behaald, terwijl zij op grond van de Verordening bevordering vakbekwaamheid (hierna: de verordening) als kandidaat-notaris gehouden was om over dat tijdvak 40 studiepunten te behalen. Gezien de bijzondere maatschappelijke positie van het notariaat acht de KNB het van groot belang dat de burger erop kan vertrouwen dat (kandidaat-)notarissen hun kennis onderhouden. De handelwijze van betrokkene is naar de mening van de KNB dan ook tuchtrechtelijk laakbaar. Betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat zij geen kandidaat-notaris meer is, aangezien zij na het voltooien van de beroepsopleiding voor het notariaat ervoor heeft gekozen om op haar kantoor niet langer als kandidaat-notaris maar als notarieel medewerker werkzaam te zijn.
Het hof oordeelt als volgt. Vaststaat dat betrokkene aan bedoelde opleidingsvereisten voldoet. Met betrekking tot haar werkzaamheden heeft betrokkene zowel ter zitting in eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat zij hypotheek- en leveringszaken behandelt, dat zij in die zaken onder meer conceptakten opmaakt en dat zij dit onder leiding van een kandidaat-notaris doet. Dit brengt naar het oordeel van het hof mee dat zij notariële werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van een notaris verricht. Nu betrokkene aan de wettelijke vereisten van artikel 1 lid 1 aanhef en sub b (oud) Wet op het notarisambt (Wna) (met ingang van 1 januari 2013 vernummerd tot sub c) voldoet, is het hof van oordeel dat betrokkene kandidaat-notaris is en dus aan het tuchtrecht is onderworpen. De functie waarvan in artikel 1 van de Verordening bevordering vakbekwaamheid wordt gesproken betreft de functie van (al dan niet ervaren) kandidaat-notaris. Welke (notariële) werkzaamheden betrokkene op enig moment daadwerkelijk verricht en hoe zij zich presenteert is naar het oordeel van het hof niet van belang bij de beoordeling of zij in strijd met de verordening heeft gehandeld, nog daargelaten dat dit, zeker wat de werkzaamheden betreft, voor de KNB niet is vast te stellen. Ook overigens ziet het hof geen reden om betrokkene als kandidaat-notaris niet aan de educatieverplichting te houden, zodat, nu vaststaat dat zij in het betreffende tijdvak niet aan die verplichting heeft voldaan, de conclusie moet zijn dat betrokkene in strijd met de verordening heeft gehandeld. Een maatregel zou in beginsel gepast zijn, maar gezien de omstandigheden is het hof van oordeel dat dit keer kan worden volstaan met gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.