Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 10 december 2013
ECLI:NL:GHSHE:2013:5983
X Wooncenter B.V./werknemer
Werknemer (56 jaar) is op 1 november 2006 in dienst getreden van Wooncenter B.V. voor 22 uur per week. Daarnaast is werknemer in dienst van Keukenstudio BVBA, een Belgische dochteronderneming. Op 6 maart 2013 is werknemer door Keukenstudio op staande voet ontslagen. Op 7 maart 2013 volgde het ontslag door Wooncenter. Aan werknemer werd verweten dat hij frauduleus zou hebben gehandeld door een dure mengkraan/quooker zelf (met personeelskorting) te bestellen en deze ‘zwart’ aan een klant te verkopen. De klant en werknemer bevestigen dat deze handelwijze voortvloeit uit een tussen de klant en filiaalmanager gemaakte afspraak. De filiaalmanager is tijdens de koop van de keuken vertrokken waardoor werknemer de order moest overnemen en uitvoeren.
Het hof oordeelt als volgt. Voldoende aannemelijk is geworden dat werknemer enkel de gemaakte afspraken tussen de klant en zijn afdelingshoofd heeft uitgevoerd. Het hof acht het voorts voldoende aannemelijk dat werknemer zich bij de uitvoering van de door de familie (partner klant) met de afdelingsleider gemaakte afspraak heeft laten leiden door servicegerichtheid, dat wil zeggen door de wens de met de klant, de familie van de partner van de klant, gemaakte afspraak ten aanzien van de quooker na te komen. Het hof sluit niet uit dat, zoals werknemer ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, in dat verband voor hem mede een rol heeft gespeeld dat de afdelingsleider, destijds afdelingsleider bij Wooncenter, hiërarchisch boven werknemer was geplaatst, waardoor werknemer zich mogelijk ook om die reden verplicht heeft gevoeld de door de afdelingsleider met de klant gemaakte afspraak uit te voeren. Met de kantonrechter is het hof voorshands van oordeel dat in de gegeven omstandigheden, in onderling verband en samenhang gewogen, het ontslag op staande voet van werknemer een te ingrijpende maatregel was. Naast hetgeen hiervoor is overwogen, voegt het hof toe dat werknemer ten tijde van het ontslag 55 jaar oud was en gedurende ruim zes jaar naar tevredenheid bij Wooncenter had gewerkt. Onder al deze omstandigheden was het ontslag op staande voet van werknemer niet gerechtvaardigd.
Het beroep van Wooncenter op artikel 7:680a BW met het argument dat het bedrijfseconomisch ‘zuur’ is dat Wooncenter wordt getroffen door een loonvordering, faalt.