Naar boven ↑

Rechtspraak

Hagé International BV/werknemers en Hillfresh BV
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 26 maart 2013
ECLI:NL:GHDHA:2013:890

Hagé International BV/werknemers en Hillfresh BV

Geen sprake van onrechtmatige concurrentie, ondanks indiensttreding helft van personeel en bediening van een substantieel deel van de klanten van ex-werkgever. Personeel uitnodigen op een meeting en bedrijfsplan presenteren, is geen onrechtmatige ronseling van personeel

(Hoger beroep van AR 2010-0777.) Hagé is een familiebedrijf dat zich bezighoudt met de import en export van aardappelen, groente en fruit. In 1998 heeft The Greenery de aandelen in Hagé gekocht. De neef van de oorspronkelijke directeur is tot 2007 commercieel directeur geweest van Hagé. In 2007 deelt hij mee dat hij zijn eigen onderneming gaat starten, waarna hij onmiddellijk op non-actief is gesteld. Uiteindelijk nemen zes ‘key persons’ in 2007 ontslag en treden in dienst van Hillfresh, een concurrent van Hagé. Tot ongeveer eind juli 2007 hebben ook negentien andere personeelsleden van Hagé hun dienstverband opgezegd om vervolgens bij Hillfresh in dienst te treden. Dit betrof het volledige commerciële kernteam van Hagé en alle loodsvoormannen. Uiteindelijk zijn in totaal ongeveer vijftig personeelsleden van Hagé naar Hillfresh overgestapt. Dit betreft bijna de helft van het totale personeelsbestand van Hagé. Ongeveer 23 leveranciers van Hagé zijn na de start van Hillfresh aan Hillfresh in plaats van Hagé gaan leveren. Ongeveer 49 leveranciers zijn naast aan Hagé ook aan Hillfresh gaan leveren. Ongeveer 49 leveranciers zijn (alleen) aan Hagé blijven leveren. Volgens Hagé is sprake van onrechtmatige concurrentie en profiteert Hillfresh van de wanprestatie van de ex-werknemers van Hagé. De kantonrechter oordeelde de handelwijze van betrokken partijen niet onrechtmatig.

Het hof oordeelt als volgt. Uit de getuigenverklaringen volgt dat werknemer 1 en werknemer 2 een bijeenkomst hebben georganiseerd op 15 juni 2007, waarvoor zij 15-20 werknemers van Hagé hebben uitgenodigd. Op die bijeenkomst hebben zij hun plan om een eigen onderneming te starten aan de aanwezigen (onder wie bedoelde werknemers) bekend gemaakt. Daarbij is gesproken over de mogelijkheid van indiensttreding bij de nieuwe onderneming, waarbij kennelijk ook (de gevaren van) een concurrentiebeding zijn genoemd. Hoewel niet ontkend kan worden dat werknemer 1 en werknemer 2 door bedoelde uitnodiging en de aankondiging van hun plannen bij die gelegenheid de kans aanmerkelijk hebben vergroot dat de betrokken werknemers geïnteresseerd zouden raken in een overstap naar hun nieuwe onderneming en naar de mogelijkheden van indiensttreding zouden vragen, is van het ‘ronselen’ of ‘overhalen van personeel’ blijkens deze verklaringen geen sprake geweest: de betrokkenen hebben zich (vervolgens) klaarblijkelijk zelf gemeld. Het enkele bevorderen van de kans daarop acht het hof niet onrechtmatig. Evenmin is sprake van het profiteren van wanprestatie (werknemers met een concurrentiebeding). Het voorgaande brengt mee dat, ook indien alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang in aanmerking worden genomen, geen sprake is van onrechtmatige concurrentie. Het moge zo zijn dat de gang van zaken voor Hagé onaangenaam is geweest en dat zij daarvan nadeel heeft ondervonden. Gezegd kan worden dat de oprichters van Hillfresh op het scherpst van de snede te werk zijn gegaan. Echter, zij zijn daarbij naar ’s hofs oordeel (nog juist) binnen de grenzen van het betamelijke gebleven.