Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Y
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 12 september 2013
ECLI:NL:RBNNE:2013:8269

werknemer/Y

IJzerwerker treedt in dienst van nieuwe werkgever. Geen overgang van onderneming. Ten aanzien van oordeel dat geen sprake is van opvolgend werkgeverschap wordt meegewogen dat het UWV kennelijk geen aanleiding heeft gezien de nieuwe werkgever op een re-integratieverplichting jegens werknemer aan te spreken of een loonsanctie op te leggen.

Werknemer is in 2011 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van X als ijzerwerker. Op 12 maart 2012 is Y opgericht door een tweetal voormalig werknemers van X. Op 1 juli 2012 is werknemer in dienst getreden van Y. De arbeidsovereenkomst is gesloten voor de duur van een halfjaar. Op 24 juli 2012 is werknemer arbeidsongeschikt geworden tijdens het verrichten van zaagwerkzaamheden. Hij heeft daarbij een vinger verloren en het resterende deel van zijn hand is beschadigd geraakt. In verband met de ernst van het letsel was het niet mogelijk om te re-integreren bij Y. Daarom is ingezet op het tweede spoor. Op 21 augustus 2012 is X failliet gegaan. Y heeft werknemer te kennen gegeven de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Tussen werknemer en Y is in geschil of sprake is van een overgang van onderneming en van opvolgend werkgeverschap (op grond waarvan werknemer voor onbepaalde tijd in dienst is van Y).

De kantonrechter oordeelt als volgt. Er wordt niet voldaan aan de vereisten voor een overgang van onderneming. Er is geen sprake geweest van enige overdracht, bijvoorbeeld overdracht van bedrijfsgebouwen, inventaris, bedrijfsmiddelen, klantenkring, vergunningen, kennis, goodwill enzovoort. De omstandigheid dat werknemer na indiensttreding bij Y dezelfde werkzaamheden als ijzervlechter is blijven verrichten voor dezelfde klant(en) als hij voorheen bij X uitvoerde is ingevolge de heersende jurisprudentie (HR 11 mei 2012 (Van Tuinen/Connexxion), AR 2012-0470) onvoldoende om opvolgend werkgeverschap in de zin van artikel 7:668a lid 2 BW aan te nemen. Zulks klemt temeer nu gesteld noch gebleken is dat er enige zakelijke en/of juridische band bestond tussen X en Y. Verwezen wordt naar hetgeen in het kader van de gestelde overgang van onderneming is overwogen. Daarnaast weegt mee dat ook het UWV kennelijk geen aanleiding heeft gezien Y op een re-integratieverplichting jegens werknemer aan te spreken dan wel aan haar een loonsanctie op te leggen. Ook los hiervan kan werknemer zich niet met succes op opvolgend werkgeverschap beroepen, aangezien het ervoor moet worden gehouden dat hij de dienstbetrekking met X rechtsgeldig heeft opgezegd, althans dat die dienstbetrekking op zijn initiatief met wederzijds goedvinden is geƫindigd, zodat hij geen ontslagbescherming meer behoeft. Volgt afwijzing van de vorderingen.