Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 7 november 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:3847

werknemer/werkgever

Ontslag op staande voet van chauffeur wegens verduistering van goederen negen maanden nadat klant heeft geklaagd over ontbreken goederen, is nog steeds onverwijld verleend.

Werknemer is op 14 augustus 2000 in dienst getreden van werkgever als vrachtwagenchauffeur. Op 23 juli 2011 heeft werkgever in opdracht van Carrier het vervoer verzorgd van apparatuur, waaronder een condensor (verder: de condensor), van een Lidl-supermarkt in Eindhoven naar haar bedrijf in Weesp. Daar zijn de vervoerde zaken opgeslagen. Dit transport is uitgevoerd door B (planner en chauffeur bij werkgever). Op 27 juli 2011 zijn de uit Eindhoven afkomstige zaken door werkgever vervoerd naar de firma Smeva te Valkenswaard. Dit transport is uitgevoerd door werknemer. Werknemer is op 27 april (ruim negen maanden later) op staande voet ontslagen wegens verduistering van de condensor. Werknemer betwist dat hij de condensor heeft verduisterd en verwijst naar de ontvangstbevestiging van Smeva. Werkgever wijst op fotomateriaal waaruit blijkt dat de genoemde condensor op 26 april is aangetroffen op het terrein van de broer van werknemer.

Het hof oordeelt als volgt. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat sprake is van een dringende reden. Tegenover het verhaal van de werkgever, in het bijzonder het aantreffen van de condensor op het terrein van de broer van werknemer, heeft werknemer geen verklaring kunnen geven, anders dan dat hij een ontvangstbevestiging van Smeva heeft. Dat is onvoldoende. Nu werkgever onbetwist heeft gesteld dat hij eerst op 26 april 2012 de condensor zag liggen op het bedrijfsterrein van de broer van werknemer, terwijl werkgever voordien geen of onvoldoende reden had om werknemer van de verdwijning van de condensor een verwijt te maken, en werkgever aan werknemer op 27 april 2012 ontslag op staande voet heeft verleend, concludeert het hof dat werkgever na de ontdekking van het mogelijk bestaan van een dringende reden voldoende onverwijld heeft gehandeld. Daaraan doet niet af dat werkgever eerder op de hoogte was van het standpunt van Smeva dat niet alle door werknemer te vervoeren goederen waren ontvangen, omdat op dat moment geen verdenking, laat staan een concrete verdenking, van betrokkenheid van werknemer bij de verdwijning van die goederen bestond. Daar komt nog bij dat feit van algemene bekendheid is dat bij aflevering van goederen door een vervoerder met wie op regelmatige basis zaken wordt gedaan, dikwijls in goed vertrouwen voor ontvangst wordt getekend.