Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 29 januari 2014
ECLI:NL:RBZWB:2014:726
werknemer/werkgeefster
Werknemer is sinds 2001 in dienst als monteur. In 2009 is hij als gevolg van problemen met zijn zicht arbeidsongeschikt geraakt. Aan werkgeefster is een loonsanctie opgelegd wegens het verrichten van onvoldoende re-integratie-inspanningen. Nadat werkgeefster alsnog is gestart met re-integratie in het tweede spoor, is de loonsanctie beƫindigd. Na verkregen toestemming is de arbeidsovereenkomst tegen 1 november 2012 opgezegd. Werknemer stelt dat werkgeefster het dienstverband met hem kennelijk onredelijk heeft opgezegd, omdat werkgeefster in de UWV-procedure heeft gesteld dat hij arbeidsongeschikt was, terwijl dat niet het geval was. Verder acht werknemer de opzegging kennelijk onredelijk op grond van het gevolgencriterium.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In het kader van de WIA-aanvraag heeft het UWV werknemer 23,90% arbeidsongeschikt verklaard. Werknemer heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Daarmee staat juridisch gezien vast dat werknemer zowel ten tijde van de ontslagaanvraag (12 juni 2012) als ten tijde van het verlenen van de ontslagvergunning door het UWV op 8 augustus 2012 niet (volledig) arbeidsgeschikt voor het eigen werk was. Daarmee is van een kennelijk onredelijk ontslag gebaseerd op een valse of voorgewende reden geen sprake. De omstandigheid dat het UWV op 26 mei 2011 heeft geoordeeld dat werkgeefster tekortgeschoten is in haar re-integratieverplichtingen, vormt onvoldoende grond voor de conclusie dat de beƫindiging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is. Van belang is dat werkgeefster op 26 april 2012 haar tekortkoming heeft hersteld, waardoor de loonsanctie is bekort. Verder is het verzuim van werkgeefster ten aanzien van de re-integratie niet van voldoende gewicht om het ontslag kennelijk onredelijk te doen zijn. In de rapportage van de UWV-arbeidsdeskundige van 14 december 2011 is geconcludeerd dat het eigen werk van werknemer niet passend gemaakt kan worden en dat de werkgeefster hem geen andere passende arbeid kan aanbieden. Tevens staat vast dat de lichamelijke beperkingen van werknemer niet een gevolg zijn van de werkzaamheden die hij voor werkgeefster heeft verricht. Er doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die, ook bezien in samenhang met de overige door werknemer aangevoerde feiten en omstandigheden waaronder zijn lichamelijke beperkingen, zijn elfjarig dienstverband en zijn eenzijdige werkervaring, de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een kennelijke onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst. Volgt afwijzing van de vorderingen.