Rechtspraak
X/Y
X drijft een onderneming in arbeidsbemiddeling. Y heeft twee uitzendkrachten van X ingeleend. In artikel 10 van de algemene voorwaarden is bepaald dat een schadevergoeding verschuldigd is als de opdrachtgever binnen een termijn van 52 weken na de aanvang van de opdracht een arbeidsverhouding rechtstreeks voor zich, middels en/of via derden met de betrokken arbeidskracht aangaat. Sinds begin september zijn de twee uitzendkrachten bij Y aan het werk gegaan. Na ontvangst van een factuur halverwege september heeft Y aangegeven niet akkoord te kunnen gaan met de uurtarieven van de twee uitzendkrachten. Y heeft de samenwerking met X gestaakt en de twee uitzendkrachten via een ander uitzendbureau ingeleend. Kern van het geschil is de vraag of Y wegens het inlenen van de twee uitzendkrachten via een ander uitzendbureau een vergoeding aan X verschuldigd is. Als verweer heeft Y zich onder andere op Richtlijn 2008/104 EG (betreffende uitzendarbeid) beroepen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Y heeft onder verwijzing naar Richtlijn 2008/104 EG betoogd dat artikel 10 onder b van de algemene voorwaarden van X met zich brengt dat een (aspirant) uitzendkracht wordt belemmerd in zijn recht op vrijheid van arbeidskeuze, welke beperking niet wordt gerechtvaardigd met redenen van algemeen belang. Geoordeeld wordt dat deze richtlijn, die onder meer tot doel heeft de bescherming van uitzendkrachten te garanderen, is geïmplementeerd door aanpassing van de Wet allocatie arbeidskrachten (Waadi). Artikel 9a van de Waadi bepaalt weliswaar dat er geen belemmeringen in de weg mogen worden gelegd voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst na afloop van de terbeschikkingstelling, maar het tweede lid van dit artikel (dat Y niet heeft aangehaald) bepaalt dat elk beding in strijd met het eerste lid nietig is, maar dat dit niet geldt voor zover er – kort gezegd – een vergoeding wegens verleende diensten in verband met de terbeschikkingstelling, werving of opleiding is bedongen. Dit laatste is nu juist hier het geval, gelet op de bepaling 10 onder b van de algemene voorwaarden die daarop ziet. De reden van de beëindiging van de samenwerking komen voor rekening en risico van Y. Y had bij de beëindiging van de samenwerking ervoor kunnen kiezen om tevens afscheid te nemen van de twee uitzendkrachten, zodat X hen kon behouden voor het uitlenen aan een andere opdrachtgever. Nu zij dit niet heeft gedaan, is Y een boete verschuldigd van € 15.000.