Naar boven ↑

Rechtspraak

V&D B.V./werkneemster
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15 oktober 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:3412

V&D B.V./werkneemster

Werkgever kan werkneemster niet houden aan schuldbekentenis bij ontslag op staande voet, inhoudende dat zij voor ruim € 115.000 aan goederen van werkgever heeft gestolen. Werkgever dient – wegens ongelijkheidcompensatie – werkneemster te waarschuwen voor de juridische gevolgen van haar uitlatingen en zich te realiseren dat werkneemster in afhankelijkheid verkeert en daardoor meer verklaart dan haar lief is.

Werkneemster was sinds 20 oktober 2008 als verkoopster bij V&D werkzaam. In september 2010 heeft V&D een onderzoek naar werkneemster gestart omdat zij haar verdacht van diefstal. Daartoe zijn onder meer camera’s geplaatst in twee magazijnen van de vestiging in Amstelveen. Op 21 oktober 2010 is zij ontboden bij bedrijfsleider X en bedrijfsrechercheur Y. Zij hebben haar geconfronteerd met het feit dat zij goederen had verduisterd. In het gesprek dat volgde en dat ongeveer een kwartier duurde, heeft werkneemster diverse verduisteringen bekend. Er is aan de hand van haar verklaringen berekend welk bedrag hier in totaal mee gemoeid was. Dit bedrag werd vastgesteld op € 115.000. Werkneemster heeft aan het eind van het gesprek een schuldbekentenis ondertekend voor dat bedrag. Zij is hierna op staande voet ontslagen. Bij brief van 28 januari 2011 heeft (de advocaat van) werkneemster de schuldbekentenis vernietigd op grond van misbruik van omstandigheden. V&D heeft in eerste aanleg betaling van de € 115.000 gevorderd. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen en daartoe overwogen dat werkneemster terecht de schuldbekentenis heeft vernietigd op grond van misbruik van omstandigheden. In dat verband achtte de rechtbank de volgende omstandigheden relevant. Werkneemster is onvoorbereid het gesprek ingegaan. Een werkgever heeft daarbij in het algemeen al een overwicht ten opzichte van een werknemer, maar in dit geval des te meer, nu werkneemster bij het gesprek alleen was en van de zijde van V&D twee personen aanwezig waren, die bovendien in hiërarchie hoger stonden dan werkneemster. Zij bevond zich voorts in een benarde positie omdat zij werd geconfronteerd met door haar gepleegde misdrijven. Weliswaar kan V&D niet worden verweten dat zij werkneemster een bekentenis heeft laten tekenen voor de door haar gepleegde misdrijven, maar wel kan haar worden aangerekend dat zij werkneemster in het korte tijdbestek na haar bekentenis de schuldbekentenis heeft laten tekenen voor de door haar verschuldigde schadevergoeding. Deze had door de wijze waarop zij was opgesteld verstrekkende gevolgen voor haar. Tegen dit oordeel keert V&D zich in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. Onder de geschetste omstandigheden had V&D zich ervan behoren te weerhouden op dat moment de ondertekening door werkneemster van de schuldbekentenis voor de schadevergoeding te bevorderen. Dat V&D zelf op dat moment geen enkele indicatie had van de hoogte van de door haar geleden schade weegt daarbij in belangrijke mate mee. Ook het feit dat V&D subsidiair een veel lager schadebedrag vordert, geeft aan dat werkneemsters positie wel degelijk kon verslechteren door haar schuldbekentenis.

Het voorgaande neemt niet weg dat werkneemster onrechtmatig heeft gehandeld. Nu geen van de partijen de schade nauwkeurig kan vaststellen, dient de ze te worden geschat. Het hof stelt een bedrag van € 12.582 vast aan schadevergoeding.