Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 14 januari 2014
ECLI:NL:GHAMS:2014:21
Ondernemingsraad van Teijin Aramid B.V./Teijin Aramid B.V.
Teijin Aramid is onderdeel van de Japanse multinational Teijin. Zij richt zich primair op de ontwikkeling van (synthetische) aramidevezels. Teijin Aramid heeft ongeveer 1450 werknemers in dienst. Haar omzet (in kilo’s product en in euro’s) is in 2012 gedaald; over dat jaar heeft zij voorts per kilo product een operationeel verlies geleden. De research & development van Teijin Aramid wordt uitgevoerd door QRI. QRI beschikte begin 2013 over 147 fte arbeidsplaatsen. Voor QRI heeft de ondernemingsraad van Teijin Aramid een onderdeelcommissie ingesteld. Op 15 januari 2013 heeft Teijin Aramid in een personeelsbijeenkomst onder meer aangekondigd dat (en waarom en hoe) 22 fte arbeidsplaatsen binnen QRI komen te vervallen. De OR is om advies gevraad. De OR concludeert uiteindelijk dat nut en noodzaak onvoldoende beargumenteerd zijn, terwijl de gevolgen van het besluit voor QRI ernstig zijn. De gehele motivering voor de geplande reductie kan samengevat worden als: het is toegezegd aan het moederbedrijf in Japan, aldus de OR. De OR voert aan dat Teijin Aramid bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het besluit van 4 juli 2013 met betrekking tot inkrimping van het aantal fte arbeidsplaatsen binnen QRI, voor zover dit leidt tot boventalligheid en gedwongen ontslagen van werknemers. De OR stelt daartoe dat Teijin Aramid heeft nagelaten, voor zover het advies niet (geheel) is gevolgd, om de ondernemingsraad mede te delen waarom van het advies is afgeweken. Zo heeft Teijin Aramid niet uitgelegd (1) waarom een personeelsreductie bedrijfseconomisch noodzakelijk zou zijn, (2) wat deze reductie bedrijfseconomisch oplevert, (3) waarom de personeelsreductie het aantal van 22 fte moet beslaan, (4) waarom de personeelsreductie nog in 2013 moet geschieden en (5) dat en hoe het besluit zich voor wat betreft de vaststelling van boventalligheid verdraagt met het Ontslagbesluit.
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Teijin Aramid heeft – in de kern genomen – gesteld dat haar bedrijfsresultaten de afgelopen jaren zijn verslechterd en dat zij, medio 2012, heeft besloten de nadruk te leggen op ‘cost leadership’. De OR heeft in zijn advies echter eveneens te kennen gegeven dat de financiële noodzaak van de door Teijin Aramid gemaakte keuzes voor hem onduidelijk is. De OR heeft in zijn advies erop gewezen dat Teijin Aramid in 2012 een nettowinst heeft gemaakt, waarbij het operating income weliswaar onder het geplande budget lag, maar het bedrijf nog zeker winstgevend is. Teijin Aramid stelt jaarlijks een maximumbudget vast voor haar onderzoeksprogramma, en voor 2013 heeft zij een beperkter en gemaximeerd budget (van € 21,7 miljoen per jaar, hetgeen neerkomt op 105 researchmanjaren) vastgesteld. Daarbij heeft zij echter nagelaten – naar aanleiding van de herhaalde vragen daarover van de OR – duidelijk toe te lichten waarom, in het licht van de financiële situatie van Teijin Aramid, en hoe haar overwegingen zich vertalen in een personeelsreductie van 22 fte (hetgeen neerkomt op € 1,7 miljoen) voor QRI. Dat en hoe vervolgens op basis van het nieuw vastgestelde budget het onderzoeksprogramma gewijzigd is vastgesteld, is ook pas ter zitting door Teijin Aramid nader toegelicht. Zij stelt wel dat de OR hiervan voldoende op de hoogte was, maar dat is niet aannemelijk. Een duidelijke uiteenzetting naar aanleiding van de desbetreffende vragen en bezwaren van de ondernemingsraad in zijn advies terzake ontbreekt. Het had, gelet op die vragen en bezwaren van de ondernemingsraad, op de weg van Teijin Aramid gelegen hier op een eerder moment, en uiterlijk bij het besluit van 4 juli 2013, uitdrukkelijk op in te gaan en een afdoende toelichting te verschaffen. Ook de korte opsomming van ‘QRI’-afdelingen en daar verdwijnende aantallen fte’s in de adviesaanvraag is uitsluitend een vermelding ‘dat’, doch behelst geen althans een onvoldoende toelichting op het ‘waarom’. De Ondernemingskamer is aldus van oordeel dat Teijin Aramid in haar besluit van 4 juli 2013 niet althans onvoldoende is ingegaan op de hiervoor onder (1) tot en met (3) opgesomde door de ondernemingsraad opgeworpen bezwaren. Ook overigens heeft zij haar (voorgenomen) besluit na ontvangst van het advies van de ondernemingsraad niet meer inhoudelijk nader toegelicht, doch ermee volstaan te herhalen dat ‘[d]e inkrimping van de formatie bij QRI (…) plaats(vindt) in de context van een groot aantal vergelijkbare maatregelen die binnen Teijin Aramid worden gepland, danwel worden of zijn uitgevoerd’.