Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 18 december 2012
ECLI:NL:GHAMS:2012:4029

werkneemster/werkgever

Geen overgang van onderneming wegens ontbreken identiteitsbehoud: andere locatie, andere formule, geen overdracht activa.

(Red.: De Hoge Raad heeft dit arrest vernietigd. Zie AR 2014-0308.) Y exploiteert op perceel 1 te Sint Maarten sinds 1 januari 2008 een groot- en kleinhandel in hengelsportartikelen. Het bedrijf bestaat sinds 1977 en werd aanvankelijk gedreven door de vader van werkgever en Y. De ouders van werkgever en Y zijn eigenaar van het naastgelegen perceel, perceel 2 te Sint Maarten. Zij verhuurden de op dat terrein gelegen kas aan een derde die daar tot 2008 een tuincentrum in exploiteerde. In dat tuincentrum werden ook dierbenodigdheden verkocht. Werkneemster was bij die derde in dienst ten behoeve van die verkoop. Bedoeld tuincentrum ging in 2007 failliet, waarna de huurovereenkomst met bedoelde derde eindigde. Y heeft zijn activiteiten vervolgens uitgebreid met de verkoop van dierbenodigdheden vanuit zijn hengelsportwinkel. In dat kader is er met ingang van 24 januari 2008 een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen tussen hem en werkneemster. Omdat de resultaten van de verkoop van dierenbenodigdheden tegenvielen heeft Y besloten die activiteit te beëindigen. De winkelvoorraad is in 2009 uitverkocht. Die uitverkoop was in juli 2009, toen werkneemster arbeidsongeschikt werd, al bezig. Werkgever exploiteerde sinds 2005 een bedrijf in camerabeveiligingssystemen op het terrein van zijn ouders. Nadat de huurder van het tuincentrum de gehuurde kas had verlaten, is de kas afgebroken en vervangen door een nieuwe loods. Daarin exploiteert werkgever sinds 1 oktober 2009 een tuincentrum als franchisenemer van Welkoop. In het tuincentrum worden ook dierenbenodigdheden verkocht, die worden ingekocht via de Welkoop-organisatie. De centrale vraag is of werkneemster in dienst is getreden van werkgever.

Het hof oordeelt als volgt. Anders dan werkneemster betoogt volgt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden niet dat er sprake is geweest van een overgang van de door Y gedreven onderneming, waarin werkneemster werkzaam was, van Y naar werkgever. Werkneemster stelt weliswaar dat de exploitatie van een tuincentrum met afdeling dierbenodigdheden is overgegaan maar onderbouwt die stelling niet. Zij betwist niet dat het tuincentrum dat op de plaats was gevestigd waar nu de Welkoop-winkel door werkgever wordt geëxploiteerd, eigendom was van een derde (bij wie zij in dienst was) en gesteld noch gebleken is dat de exploitatie van dat tuincentrum na het faillissement door Y is overgenomen. Hij heeft slechts de verkoop van dierbenodigdheden ter hand genomen. Als de verkoop van dierbenodigdheden door Y in de door hem gedreven winkel in hengelsportartikelen al gezien zou kunnen worden als economische eenheid in de zin van artikel 7:663 BW, dan is er geen sprake van geweest dat werkgever de exploitatie daarvan heeft voortgezet, hetgeen vereist is om aanspraak te kunnen maken op de bescherming van genoemd artikel. Niet gebleken is dat werkgever voorraden van Y heeft overgenomen, integendeel, deze zijn in de uitverkoop gedaan. Werkgever exploiteert zijn winkel in een ander pand dan Y en heeft een andere winkelinrichting. Als Welkoop-franchisenemer dient hij zijn winkel conform de Welkoop-formule in te richten. Het feit dat Y op enig moment voordat werkgever zijn desbetreffende winkel startte het idee heeft opgevat zelf een Welkoop-winkel te beginnen in de nieuw te bouwen loods, zoals werkneemster nog heeft aangevoerd, maakt het vorenstaande niet anders, nu aan dat idee kennelijk geen uitvoering is gegeven. Werkneemster betwist niet dat de geopende Welkoop-winkel wordt geëxploiteerd door werkgever. Ook het feit dat de ouders Pronk klanten van de Welkoop-winkel helpen kan haar niet baten. Gesteld noch gebleken is dat zij ook Y bijstonden bij de verkoop van dierbenodigdheden (de in de visie van werkneemster overgegane onderneming).