werknemer/Herubo Lijmwerken B.V.

Werknemer is sinds 1998 bij Herubo in dienst als kalkzandsteenblokkensteller. Na verkregen toestemming is de arbeidsovereenkomst van werknemer wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. Werknemer vordert voor recht te verklaren dat de opzegging kennelijk onredelijk is. Hij stelt dat de opzegging is geschied onder opgave van een voorgewende of valse reden. Van de vijf verleende ontslagvergunningen zouden er slechts twee zijn gebruikt (voor hem en de heer A), terwijl de overige drie werknemers gewoon bij Herubo in dienst zijn gebleven dan wel weer voor Herubo zijn gaan werken. Dit terwijl werknemer het langst in dienst was. Voorts betwist werknemer de bedrijfseconomische redenen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Herubo heeft ter verklaring van de geconstateerde discrepantie tussen de jaarrekening over 2010 die bij de KvK is gedeponeerd en die in de UWV-procedure is gebruikt, bij conclusie van antwoord een verklaring van haar accountant overgelegd waarin is vermeld dat de cijfers in de UWV-procedure de fiscale cijfers bevatten en de cijfers bij de KvK de commerciële cijfers. Hoewel een weinig bevredigende uitleg, maakt deze discrepantie niet dat wanneer het eigen vermogen € 50.000 hoger was dan in de UWV-procedure is aangenomen (namelijk meer dan € 150.000 negatief) er geen sprake meer zou zijn van bedrijfseconomische omstandigheden die de voorgestelde bezuiniging op de personeelskosten rechtvaardigen. Uit het enkele feit dat de bedrijfsbussen niet zijn verkocht, kan nog niet worden afgeleid dat Herubo dan kennelijk ook geen bedrijfseconomische redenen had om op de personeelskosten te bezuinigen. Wel kan het een aanwijzing opleveren dat Herubo meer werknemers in dienst heeft dan de paar waarvoor geen ontslagaanvraag is gedaan of verleend. Daarvoor zijn meer aanwijzingen te vinden. De kantonrechter draagt werknemer op te bewijzen dat de drie werknemers bij Herubo in dienst zijn gebleven dan wel dat zij inmiddels weer voor Herubo zijn gaan werken (red: werknemer is geslaagd in de bewijsopdracht, zie AR 2014-0355).