A.S.R. Nederland N.V./werknemer

Werknemer is sinds 2000 in dient van ASR. Laatstelijk verrichtte hij werkzaamheden in de functie van Medewerker Debiteurenbeheer Frontoffice. Sinds 10 juni 2013 is werknemer ziek. Als gevolg van een reorganisatie is de functie van werknemer gewijzigd. Vastgesteld is dat werknemer niet aan de eisen voor de gewijzigde functie voldoet. Op grond van het toepasselijke sociaal plan is een begeleidingstraject gestart. ASR verzoekt thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding conform het sociaal plan (€ 52.871,00 bruto). Werknemer voert verweer en stelt dat dat ASR ten onrechte heeft beslist dat hij niet geschikt is voor de functie van Medewerker Incasso.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In artikel 9 lid 1 onder c van het sociaal plan staat dat een werknemer als boventallig wordt aangemerkt indien hij naar het oordeel van de werkgever redelijkerwijs niet binnen een termijn van zes maanden kan voldoen aan de aan de gewijzigde functie te stellen eisen. Beoordeling daarvan is aan ASR overgelaten. De uitgangspunten die gelden voor toepassing van de stoelendansmethode zijn ook van belang voor de beoordeling van de door ASR gevolgde procedure en de ten aanzien van werknemer genomen beslissing. Het management van ASR (de leidinggevende van werknemer, een afgevaardigde van het MT en een afgevaardigde van de afdeling P&O) hebben de geschiktheid van werknemer voor de functie van Medewerker Incasso beoordeeld. Deze procedure is in overeenstemming met het sociaal plan. Voorts is de beoordeling voldoende toegelicht. Voor het inhoudelijke besluit is van belang dat het besluit van ASR betrekking heeft op de vraag of een werknemer geschikt is voor zijn functie die als gevolg van een reorganisatie sterk gewijzigd is. De toets heeft dus geen betrekking op de situatie dat een arbeidsplaats is vervallen. ASR heeft gesteld dat de beoordeling voor werknemer negatief is uitgevallen vanwege ‘jouw mondelinge communicatieve vaardigheden op het gebied van kernachtig formuleren en leidingnemen in een klantgesprek, jouw wijze van prioriteiten stellen en onvoldoende resultaatgerichtheid’. Met het geven van deze argumenten heeft zij geen feiten, laat staan objectieve en verifieerbare feiten, gesteld waarom het redelijkerwijs niet van haar gevergd kon worden om werknemer opleiding en begeleiding aan te bieden zodat hij binnen redelijke tijd (zes maanden) zou kunnen voldoen aan de zwaardere functie-eisen. Daarbij is van belang dat de argumenten betrekking hebben op functie-eisen die blijkens de functie-omschrijving ook golden voor de functie van Medewerker Debiteurenbeheer Frontoffice die werknemer reeds lange tijd bekleedde. ASR heeft niet gesteld dat werknemer in het verleden er blijk van heeft gegeven niet, of in onvoldoende mate, aan deze functie-eisen te (kunnen) voldoen. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.