Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 november 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:4181

werkgever/Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg

Overleggen van ontslagbrieven leidt niet tot rechtsgeldige afmelding bedrijfstakpensioenfonds. Beherend vennoot (CV) alleen aansprakelijk voor schulden ontstaan na toetreding tot vennootschap.

Het pensioenfonds heeft van X, beherend vennoot van Carlande, betaling van openstaande pensioenpremies gevorderd. Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat Carlande gelet op haar bedrijfsactiviteiten onder de verplichte werkingssfeer van het Bedrijfstakpensioenfonds valt, dat Carlande gehouden is tot betaling van pensioenpremies voor haar werknemers, dat Carlande ondanks diverse aanmaningen in gebreke is gebleven met het doen van een opgave betreffende haar werknemers, dat Pensioenfonds daarom gerechtigd is tot het opleggen van ambtshalve aanslagen, dat zij daarbij de proportionaliteit in acht heeft genomen en dat X als beherend vennoot van Carlande tot betaling van deze aanslagen kan worden aangesproken. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen. Volgens X is voldoende aannemelijk dat de chauffeurs die aanvankelijk voor Carlande werkten met ingang van 15 september 2010 in dienst zijn getreden van Drechtsteden Transport. Pensioenfonds heeft aangevoerd dat de overlegde stukken (printjes van zogenoemde opzeggingsbrieven) niet de conclusie rechtvaardigen dat Carlande geen premie verschuldigd is. Omdat Carlande nimmer personeel heeft aangemeld kan Pensioenfonds ook geen personeel afmelden. Met de brieven kan Pensioenfonds niets omdat bij Pensioenfonds geen gegevens van deze werknemers bekend zijn. Zo weet Pensioenfonds niet wie er allemaal in dienst zijn geweest en of dit alle werknemers waren.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt voorop dat Carlande uit hoofde van haar verplichte deelneming aan Pensioenfonds op grond van het uitvoeringsreglement verplicht was om alle werknemers die aan de verplichte pensioenregelingen moeten deelnemen bij Pensioenfonds aan te melden, onder opgave van hun personele gegevens, waaronder naam, adres, burgerservicenummer en salarisgegevens, en bij uitdiensttreding af te melden.

Vast staat dat Carlande in gebreke is gebleven de aanmeldingsgegevens te verstrekken. Met het enkele overleggen van de desbetreffende ontslagbrieven heeft Carlande evenmin de nodige gegevens verstrekt om deze werknemers per 15 september 2010 als deelnemer bij Pensioenfonds af te melden. Bovendien is met ontslagname van in totaal negentien werknemers per 15 september 2010 en één werknemer per 10 november 2010, gezien de mededeling van X in de conclusie van antwoord dat Carlande ‘ongeveer 30’ werknemers had, geenszins komen vast te staan dat Carlande na genoemde data helemaal geen werknemers meer in dienst had. De ambtshalve aanslagen van Pensioenfonds zijn immers gebaseerd op tien werknemers, precies het aantal waarover in dit geding niets bekend is, uitgaande van de eigen opgave van X. De bankafschriften van Carlande rechtvaardigen evenmin de conclusie dat er geen premieplichtig personeel meer in haar dienst was. De conclusie uit het voorgaande luidt dat X te weinig informatie heeft verstrekt om de conclusie te rechtvaardigen dat Carlande na 15 september 2010 geen premieplichtig personeel meer in dienst had. De overgelegde brieven rechtvaardigen zonder nadere informatie en onderbouwing over het personeelsbestand en de activiteiten van Carlande, die ontbreekt, niet de conclusie dat alle werknemers van Carlande tegelijk naar een andere werknemer zijn overgestapt.