Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Coöperatieve Rabobank Westelijke Mijnstreek U.A.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 3 juni 2014
ECLI:NL:GHSHE:2014:1614

werkneemster/Coöperatieve Rabobank Westelijke Mijnstreek U.A.

Waardering deskundigenoordeel UWV over de vraag of werkneemster wel of niet arbeidsongeschikt was wegens ziekte (oordeel UWV versus arboarts). Matiging wettelijke verhoging wegens tijdsverloop. Verlies aanspraak personeelscondities wegens schending Addendum Sociaal Statuut Rabobank.

Werkneemster is op 16 januari 1996 in dienst getreden van Rabobank in de functie van medewerker frontoffice (parttime). Op 10 juli 2014 is werkneemster boventallig verklaard. Op 12 juli 2014 meldt werkneemster zich ziek. Vanaf 7 januari 2005 heeft Rabobank de loonbetaling aan werkneemster stopgezet. Op verzoek van Rabobank is de arbeidsovereenkomst per 15 januari 2006 ontbonden. Werkneemster vordert het loon over de periode januari 2005-januari 2006 van in totaal € 17.724,94 bruto, alsmede zogenoemde personeelscondities die zij niet meer heeft ontvangen. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen, omdat hij niet overtuigd was van de ziekmelding van werkneemster (ondanks overlegging van deskundigenoordeel van UWV).

Het hof oordeelt als volgt. Het hof ziet geen goede reden om dit oordeel van UWV buiten beschouwing te laten, zoals door Rabobank is bepleit. Volgens Rabobank is de gang van zaken rondom het deskundigenoordeel nogal dubieus geweest. Echter, dat Rabobank een deskundigenoordeel van UWV heeft verzocht met betrekking tot de vraag of zij voldoende inspanningen heeft geleverd om werkneemster te laten re-integreren, waarna UWV een oordeel heeft gegeven over de arbeids(on)geschiktheid van werkneemster, doet op zichzelf geen afbreuk aan dat oordeel. Ook moet in aanmerking worden genomen dat werkneemster inmiddels – op 23 juni 2005 – zelf een deskundigenoordeel van UWV over haar arbeids(on)geschiktheid had verzocht. Voorts heeft Rabobank gesuggereerd dat het oordeel gegeven is door de procesbegeleider van UWV, en niet door een verzekeringsarts, maar heeft werkneemster onbetwist gesteld dat de beoordeling van UWV in het kader van een deskundigenoordeel heeft plaatsgevonden door een verzekeringsarts van UWV. Dat de arboarts werkneemster op 19 juli 2005 heeft onderzocht en haar weliswaar vanaf 19 juli 2005 arbeidsongeschikt, maar over de periode daarvóór (vanaf 10 januari 2005) nog steeds niet arbeidsongeschikt achtte, legt daartegenover onvoldoende gewicht in de schaal. Gesteld noch gebleken is dat de niet tijdige betaling van het loon niet is toe te rekenen aan Rabobank. Het hof zal de gevorderde wettelijke verhoging dan ook toewijzen, gematigd tot 25% omdat werkneemster er zoveel tijd overheen heeft laten gaan voordat zij een deskundigenoordeel van UWV over haar arbeids(on)geschiktheid heeft verzocht.

Naar het oordeel van het hof volgt uit het Addendum Sociaal Statuut van de Rabobank dat werkneemster proactief op zoek gaat naar ander werk. Nu werkneemster dat niet heeft gedaan, is het verlies op aanspraak van personeelscondities gerechtvaardigd.