Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 8 juli 2014
ECLI:NL:GHSHE:2014:2083
X the Way of Beauty B.V./Y V.O.F. en werknemers
Werkneemster is per 1 september 2010 bij The Way of Beauty-Kappers in dienst getreden voor onbepaalde tijd, laatstelijk in de functie van kapster. Y heeft per 1 januari 2012 de kapperszaak aan X verkocht. In de koopovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen voor de duur van twee jaar. Werkneemster heeft de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig opgezegd en is onder meer samen met Y een kappersonderneming gestart, dan wel als zelfstandige aan het werk gegaan. In deze procedure vordert X onder meer de nakoming van het concurrentiebeding en een voorschot op de boetes die werkneemster verbeurt.
Het hof oordeelt als volgt. In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst van werkneemster is vermeld dat de CAO voor het Kappersbedrijf op deze overeenkomst van toepassing is. Voorts is in artikel 2.1 onder c van de CAO voor het Kappersbedrijf bepaald dat de werkgever en de werknemer in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een concurrentiebeding mogen opnemen en dat daarbij, voor zover hier van belang, als voorwaarde geldt dat het beding maximaal zes maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst van kracht mag blijven. In de arbeidsovereenkomst van werkneemster is een concurrentiebeding voor de duur van een jaar opgenomen. Het hof stelt vast dat het in de arbeidsovereenkomst van werkneemster opgenomen concurrentiebeding derhalve in strijd is met het bepaalde in de CAO voor het Kappersbedrijf. Dat de CAO voor het Kappersbedrijf op 30 juni 2011 is geëindigd, doet daaraan naar het voorlopig oordeel van het hof niet af. De arbeidsovereenkomst is tot stand gekomen tijdens de werking van de CAO voor het Kappersbedrijf. Volgens vaste jurisprudentie hebben de normatieve bepalingen uit een collectieve arbeidsovereenkomst nawerking, dat wil zeggen dat zij ook na het verstrijken van de looptijd van de desbetreffende collectieve arbeidsovereenkomst – inclusief eventuele verlengingen – van toepassing blijven. Het hof gaat er dan ook vanuit dat het bepaalde in artikel 2.1 onder c van de CAO voor het Kappersbedrijf nawerking heeft, dat wil zeggen dat dit ook na het verstrijken van de looptijd van de cao van toepassing is gebleven. Gesteld noch gebleken is dat over het concurrentiebeding individueel of collectief later andersluidende afspraken zijn gemaakt. Gelet op het voorgaande is het hof voorshands van oordeel dat voor haar slechts een concurrentiebeding voor de duur van een halfjaar gold en het voor haar geldende concurrentiebeding liep tot 1 augustus 2013. Duidelijk is dat werkneemster begin augustus 2013 (en niet eerder) is begonnen met de exploitatie van de kapperszaak onder de naam X Kappers in het gedeelte van het pand dat zij huurt van Y en Z. Gelet op het voorgaande heeft werkneemster naar het voorlopig oordeel van het hof niet gehandeld in strijd met het concurrentiebeding. Het hof acht het om die reden niet aannemelijk dat de vorderingen van The Way of Beauty en X tegen werkneemster zullen worden toegewezen in een eventuele bodemprocedure. Daarom zijn die vorderingen in dit kort geding ook niet toewijsbaar.