Rechtspraak
werkneemster/X
Van 1 december 2007 tot en met 30 november 2010 was werkneemster, werkzaam als officemanager, gedetacheerd bij X vanuit een door de betrokken partijen voorgestelde tijdelijke ambtelijke aanstelling bij de provincie Drenthe. Per 1 december 2010 is werkneemster in dienst getreden bij X op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 december 2013. Aan werkneemster is kenbaar gemaakt dat haar arbeidsovereenkomst per 1 december niet zal worden verlengd. Kern van het onderhavige geschil is de vraag of sprake is van opvolgend werkgeverschap ex artikel 7:668a lid 2 BW en of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die werkneemster met X heeft gesloten door verloop van 36 maanden van rechtswege is geconverteerd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
De kantonrechter is van oordeel dat de detacheringsperiode wel meetelt voor de toepassing van artikel 7:668a lid 2 BW. Zij overweegt dat de arbeidsverhouding tussen de provincie Drenthe en werkneemster voldoet aan de in artikel 7:610 BW gegeven definitie van een arbeidsovereenkomst. Het enkele feit dat die arbeidsverhouding, nadat de provincie en werkneemster het over het aangaan daarvan eens waren geworden, door middel van een aanstellingsbesluit in plaats van een arbeidscontract is geformaliseerd, rechtvaardigt niet dat werkneemster de ontslagbescherming die artikel 7:668a lid 2 BW aan werknemers beoogt te bieden ontbeert. Een andere uitleg, waarvoor noch artikel 7:615 BW, noch artikel 7:668a BW en de bijbehorende wetsgeschiedenis aanknopingspunten bieden, zou het ongewenste gevolg hebben dat werkneemster om drie jaar door de provincie bij X zou kunnen worden gedetacheerd, zonder dat zij de rechtsbescherming gaat genieten die zij bij detachering door een ‘gewoon’ uitzendbureau wel zou hebben gehad. Dat in dit geval – zoals X aanvoert – beslist geen ‘draaideurconstructie’ is opgezet leidt niet tot een ander oordeel; artikel 7:668a lid 2 BW is niet beperkt tot situaties waarin misbruik speelt. Voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat sprake is van opvolgend werkgeverschap. De loonvordering wordt toegewezen tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig wordt beëindigd.