Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werknemer, geboren in 1986, is op 4 januari 2010 op basis van een oproepovereenkomst voor onbepaalde tijd bij werkgever in dienst getreden in de functie van uitrijder. Het overeengekomen loon bedroeg laatstelijk € 8,93 bruto per uur, exclusief vakantietoeslag. Werknemer is op 21 juli 2011 op staande voet ontslagen. Werknemer berust in de opzegging als zodanig maar heeft wel gefixeerde schadevergoeding gevorderd (en toegewezen gekregen). In dit arrest staat het volgende centraal. Werknemer heeft van werkgever werkbriefjes gevorderd over de periode van 4 januari 2010 tot en met 21 juli 2011 op straffe van een dwangsom van € 100 per dag. Werkgever stelt zich op het standpunt dat werknemer reeds in bezit is van deze werkbriefjes.
Het hof oordeelt als volgt. Werknemer heeft niet zonder meer aanspraak op (afschriften van) de werkbriefjes die in geding zijn. Dit zijn in wezen adminstratiebescheiden van werkgever. Werknemer heeft zich over de grondslag van zijn vordering niet nader uitgelaten. Uit wat hij bij de memorie van antwoord heeft gesteld, leidt het hof af dat het gaat om bewijsstukken die hij niet meer heeft en die hij nodig heeft voor een eventueel te entameren procedure tot betaling van achterstallig loon tegen werkgever. Daarmee heeft werknemer zijn vordering kennelijk gestoeld op artikel 843b Rv, dat bepaalt dat degene die een bewijsmiddel heeft verloren, van degene die de beschikking heeft over dat bewijsmiddel, daarvan, op zijn kosten, een afschrift kan vorderen. Omdat werknemer reeds in het bezit is van een digitale versie van deze werkbriefjes, heeft hij geen belang bij deze vordering en kunnen de dwangsommen niet worden gevorderd.