Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Philips Electronics Nederland
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 augustus 2014
ECLI:NL:GHSHE:2014:2970

werknemer/Philips Electronics Nederland

Vordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag bijna tien jaar na ontslag is niet verjaard; evenmin is er sprake van rechtsverwerking nu verjaring via gestandaardiseerde brieven tijdig is gestuit. Ontslag van een 52-jarige gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer met 22 dienstjaren is niet kennelijk onredelijk.

Werknemer (geboren in 1949 te Tel Aviv) is na afronding van zijn universitaire studie te Tel Aviv in 1980 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Philips Electronics Nederland in de functie van softwaredeskundige. In 1994 deelt Philips werknemer mee dat zijn functie komt te vervallen en dat hij dient uit te zien naar ander werk per 1995. In het voorjaar van 1997 wordt opnieuw aangezegd dat de arbeidsovereenkomst zal worden beëindigd. Kort daarna valt werknemer uit wegens arbeidsongeschiktheid (psychische klachten). Philips heeft de arbeidsovereenkomst met werknemer op 24 september 2001 met toestemming van (toen nog) de RDA opgezegd per 1 januari 2002. Als reden is aangevoerd het verval van de functie van werknemer per 1 januari 1995 en de nadien ingetreden arbeidsongeschiktheid, waardoor de herplaatsing van werknemer (conform het Sociaal Plan) lang(er) op zich heeft laten wachten. Op 17 december 2001 hebben werknemer en Philips twee overeenkomsten ondertekend, waarbij Philips erkende aan werknemer schuldig te zijn ƒ 93.718,99 respectievelijk ƒ 58.798,- (omgerekend in totaal ruim € 69.000) in verband met de voor werknemer door de beëindiging van het dienstverband ontstane inkomstenderving (conform het Sociaal Plan). Deze bedragen zijn in december 2001 betaald (aan een verzekeringsmaatschappij in verband met vestiging van een stamrecht). Door of namens werknemer zijn na het ontslag steeds brieven aan Philips gestuurd, die (in het kader van de in deze zaak in te stellen vordering) de verjaring telkens hebben gestuit. Ruim negen jaar na het ontslag vordert werknemer € 271.765 aan schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Naar het oordeel van de kantonrechter is het dermate lang wachten met het instellen van een dergelijke vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Het hof oordeelt als volgt. Uitgangspunt bij de beoordeling van het beroep op rechtsverwerking is dat enkel tijdsverloop geen toereikende grond oplevert voor het aannemen van rechtsverwerking. Daartoe is immers de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden vereist als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard ingeval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. De in eerste aanleg door Philips geponeerde – en in hoger beroep gehandhaafde – stelling dat zij gedurende tien jaar niets meer van werknemer heeft vernomen – met uitzondering van de gestandaardiseerde stuitingsbrieven – en dat zij daarom in redelijkheid erop kon vertrouwen dat werknemer haar niet meer in rechte zou betrekken, gaat niet op. Juist omdat gedurende bijna tien jaar door of namens werknemer ieder half jaar een stuitingsbrief aan Philips is verzonden, kan niet worden gezegd dat bij Philips het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat werknemer zijn aanspraak niet meer geldend zou maken.

Ten tijde van het ontslag was werknemer 52 jaar en ruim 22 jaar in dienst van Philips. Mede gezien de door Philips verrichte inspanningen (vrijstelling van werk gedurende twee dagen per week toen werknemer nog volledig arbeidsgeschikt was, de getroffen re-integratiewerkzaamheden en de toegekende vergoeding), acht het hof geen sprake van een kennelijk onredelijk ontslag.