Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland, 16 september 2014
ECLI:NL:RBNNE:2014:4524
Kral Westen Makelaardij B.V./werknemer
Werknemer is met ingang van 1 november 2008 als gecertificeerd makelaar in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Kral Westen. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentie- en relatiebeding opgenomen dat tot twee jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Op 8 mei 2012 is werknemer op staande voet ontslagen. Bij (onherroepelijk) vonnis in kort geding van 10 augustus 2012 heeft de kantonrechter in de Rechtbank Groningen, locatie Winschoten, de vordering van werknemer tot loondoorbetaling bij wijze van voorlopige voorziening toegewezen. Overwogen is dat de dringende reden onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Op 20 november 2012 is de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden. In september 2013 is werknemer als makelaar voor zichzelf begonnen. Hij heeft zich gevestigd op steenworp afstand van de vestiging van Kral Westen. Kral Westen stelt dat werknemer hiermee het concurrentiebeding overtreedt. Daarnaast heeft werknemer diverse relaties van haar benaderd en diensten aan dezen verleend, reden waarom werknemer de overeengekomen boetes heeft verbeurd, aldus Kral Westen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De eerste vraag die beantwoording behoeft luidt of er rechtens een wezenlijk onderscheid bestaat tussen het klassieke concurrentiebeding en een relatiebeding. In het spoor van de literatuur en de jurisprudentie dient die vraag ontkennend te worden beantwoord. Een relatiebeding voldoet aan de definitie van het beding als bedoeld in artikel 7:653 BW, zij het dat haar werkingssfeer beperkter is en dat bij vernietiging daarvan enige terughoudendheid geboden is. Een relatiebeding, doorgaans geduid als een afgezwakt concurrentiebeding, wordt in de rechtspraak principieel niet anders benaderd dan een concurrentiebeding. Ook de werkingssfeer van een relatiebeding dient derhalve te worden getoetst aan het bepaalde in artikel 7:653 lid 3 BW.
In casu is sprake geweest van een schadeplichtig ontslag als bedoeld in artikel 7:653 lid 3 BW. Nu Kral Westen niet heeft geappelleerd van het kortgedingvonnis, is het vonnis in kort geding leidend. Hoewel Kral Westen kan worden nagegeven dat de kantonrechter in zijn ontbindingsbeschikking van 20 november 2012 heeft overwogen dat de afwezigheid van de noodzakelijke vertrouwensband tussen Kral Westen en werknemer in belangrijke mate aan laatstgenoemde is te wijten en dat een ontbindingsbeschikking met toekenning van een vergoeding er op zichzelf niet aan in de weg staat om een werknemer aan een concurrentiebeding te houden, kan dat hier niet tot een ander oordeel leiden, waar de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een voorwaardelijk karakter droeg, namelijk voor het geval deze zou blijken te bestaan, hetgeen impliceert dat Kral Westen er van uit is gegaan dat op 8 mei 2012 op goede gronden ontslag op staande voet is gegeven. Bovendien heeft de kantonrechter geen dringende reden aan de ontbinding ten grondslag gelegd. Onrechtmatige concurrentie heeft Kral Westen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Volgt afwijzing van de vorderingen.