Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Mega Carbon Constructions BV
Hoge Raad, 17 oktober 2014
ECLI:NL:HR:2014:3000

werknemer/Mega Carbon Constructions BV

Is de loonvordering – na afwijzing beroep op CAO Metaalbewerking – ook gebaseerd op artikel 7:629 lid 1 BW, zodat in ieder geval 70% (in plaats van 100%) loon verschuldigd is?

Werknemer is op 1 december 2006 in dienst getreden van Mega Alu Systems B.V. (hierna: MAS; later MCC) in de functie van algemeen medewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van drie maanden, met een arbeidsduur van minimaal één uur met uitloop tot 38 uur per week. Nadien hebben partijen verschillende tijdelijke contracten gehad. De laatste arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van 1 maart 2008 tot 1 maart 2009 met een omvang van 30 uur per week. Op 29 oktober 2008 is werknemer uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Werknemer stelt zich op het standpunt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en vordert – onder verwijzing naar de CAO – 100% van zijn loon. Het hof heeft de vorderingen afgewezen, stellende dat niet bewezen is dat de CAO Metaalbewerking van toepassing is op zijn arbeidsovereenkomst. Het hof overwoog (en in gelijke zin concludeerde de A-G) dat de vordering tot betaling van 100% van het loon gebaseerd op de cao-bepalingen, niet met zich brengt dat op grond van artikel 24 jo. 25 Rv ambtshalve ook aan artikel 7:629 BW getoetst moet worden. In cassatie klaagt werknemer onder meer dat hij op grond van artikel 7:629 BW in ieder geval gedeeltelijk recht heeft op loon.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Blijkens de gedingstukken heeft werknemer ter onderbouwing van zijn vordering samengevat het volgende gesteld. Hij heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met MCC en is wegens ziekte arbeidsongeschikt. Hij maakt aanspraak op doorbetaling van 100% van het loon volgens de cao (in eerste aanleg: de CAO Metalelektro, in hoger beroep: de CAO Metaalbewerking) en op de wettelijke verhoging bij achterstallige betaling. X betaalde het salaris steevast te laat, waardoor werknemer ieder maand weer in de problemen kwam met het voldoen aan zijn financiële verplichtingen. X heeft bovendien over januari en februari 2009 slechts 70% van het loon betaald. Deze stellingen laten geen andere uitleg toe dan dat werknemer veroordeling van MCC verlangt tot betaling van loon met nevenvorderingen, primair voor 100%, met toepassing van cao-bepalingen, en subsidiair gedeeltelijk op de voet van artikel 7:629 lid 1 BW. Nadat het hof had geoordeeld dat aan werknemer geen beroep toekwam op de CAO Metaalbewerking, is het niet ingegaan op de vraag of de vordering gedeeltelijk toewijsbaar was. Als het hof dit niet heeft gedaan omdat het van oordeel was dat artikel 7:629 lid 1 BW daarvoor geen grondslag kon bieden, is het van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan. Het hof had immers reeds vastgesteld dat tussen partijen sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, en de arbeidsongeschiktheid van werknemer wegens ziekte was niet in geschil. Als het hof op andere gronden van oordeel was dat voor gedeeltelijke toewijzing van de vordering onvoldoende grond bestond, is zijn oordeel in ieder geval onvoldoende gemotiveerd.