Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 26 juni 2014
ECLI:NL:RBNHO:2014:12361
Ypma Piano's B.V./werknemer
Werknemer is bij Ypma Piano’s in dienst als pianostemmer. De medio 1994 en 1995 gesloten arbeidsovereenkomsten bevatten een concurrentiebeding. De op 1 maart 2001 gesloten arbeidsovereenkomst bevat een geheimhoudingsbeding. Tevens is in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst de CAO voor pianotechnici en pianostemmers (en toekomstige versies van deze cao) van toepassing verklaard. In artikel 18 van de cao is het volgende bepaald: ‘Wanneer een werknemer na beëindiging van een dienstbetrekking zich zelfstandig vestigt als exploitant van een pianobedrijf als bedoeld in artikel 1, is het hem verboden om gedurende een jaar stemcliënten van zijn vorige werkgever te blijven bedienen, zulks op straffe van een boete, te bepalen door de Geschillencommissie als bedoeld in artikel 19.’ Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2014 opgezegd om als zelfstandig pianostemmer werkzaam te zijn. Ypma Piano’s vordert nakoming van het concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding. Werknemer voert verweer en vordert schorsing van het concurrentiebeding. Hij stelt dat tussen partijen geen concurrentiebeding van toepassing is, nu dit niet schriftelijk is overeengekomen. De enkele verwijzing naar het artikel 18 van de toenmalige cao is niet voldoende. De tekst van het artikel had in de arbeidsovereenkomst behoren te worden opgenomen. Daarbij komt dat uit artikel 10 van de arbeidsovereenkomst van 2001 volgt dat niet de toenmalige, maar de actuele cao van toepassing is op de arbeidsrelatie. De actuele cao bevat geen concurrentiebeding en werknemer is ook om deze reden niet aan een dergelijk beding gebonden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan. Gebleken is dat de in 2001 gesloten arbeidsovereenkomst niet meer is dan een actualisering van een reeds sedert september 1994 ingegaan dienstverband. In het kader van dit dienstverband is op 27 september 1994 en op 9 oktober 1995 een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten. In beide overeenkomsten is een beding opgenomen, waarin het werknemer wordt belemmerd om concurrerende activiteiten te ondernemen. Daarbij komt dat in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst van 1 maart 2001 in het kader van ‘verbodsbepalingen’ rechtstreeks wordt verwezen naar artikel 18 van de toenmalige cao, waarin het hier in het geding zijnde verbod is opgenomen, welke cao destijds aan werknemer is verstrekt. Nu gesteld nog gebleken is dat de functie van werknemer sedert maart 2001 in belangrijke mate is gewijzigd, kan ervan worden uitgegaan dat het verbod zoals opgenomen in artikel 18 van de cao nog steeds geldig is. De omstandigheid dat de betreffende cao inmiddels is gewijzigd en dat in de actuele versie daarvan een dergelijk verbod niet meer voorkomt, doet hieraan niet af. Zonder voldoende overtuigende onderbouwing, welke door werknemer niet is gegeven, valt niet in te zien dat artikel 10 van de arbeidsovereenkomst met zich brengt dat de enkele wijziging van de cao, bij welke wijziging partijen geen enkele betrokkenheid hebben gehad, afbreuk doet aan onderhavig relatiebeding; een verstrekkend beding dat om die reden expliciet en schriftelijk is overeengekomen.
Gelet op de looptijd van het beding (één jaar na beëindiging van het dienstverband) en de geringe mate waarin werknemer wordt beperkt (het verbod betreft slechts het bedienen van klanten van Ypma Piano’s), is niet gerechtvaardigd de verwachting dat een eventuele bodemrechter, de wederzijdse belangen van partijen in acht nemende, het beding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen. In voldoende mate is aannemelijk geworden dat de voorgenomen werkzaamheden van werknemer bij één of meer klanten van Ypma Piano’s (mogelijkerwijs) vallen onder het in het geding zijnde verbod. Bij deze stand van zaken heeft Ypma Piano’s voldoende recht en belang bij het instellen van een verbod. Dat Ypma Piano’s in vergelijkbare gevallen in het recente verleden tot een andere afweging is gekomen, doet hier niet aan af. De vordering tot betaling van verbeurde boetes wordt afgewezen. In onvoldoende mate kan worden aangenomen dat werknemer het verbod heeft overtreden. Vooralsnog is slechts gebleken dat werknemer klanten van Ypma Piano’s heeft geadviseerd over de eventuele aanschaf van instrumenten. Tot slot wordt geoordeeld dat ook het geheimhoudingsbeding niet is overtreden.