Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Domstadgroep B.V.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 7 januari 2015
ECLI:NL:RBMNE:2015:18

werknemer/Domstadgroep B.V.

Ziektewetuitkering vangnetter (no-riskpolis) is inclusief vakantiebijslag. Werkgever is geen vakantiebijslag verschuldigd over overwerkvergoeding.

Werknemer is per 1 mei 2012 bij Domstadgroep als facilitair medewerker in dienst getreden. Vóór zijn indiensttreding bij Domstadgroep ontving hij een (gedeeltelijke) WAO-uitkering. Hij is arbeidsongeschikt vanaf 12 augustus 2013. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat Domstadgroep het loon bij arbeidsongeschiktheid aanvult tot 100%. Omdat werknemer vanuit een WAO-uitkering bij Domstadgroep in dienst is getreden, valt hij onder de zogenaamde vangnetregeling van de Ziektewet. Vanaf 12 augustus 2013 heeft het UWV hem een ziektewetuitkering toegekend, gebaseerd op 70% van het dagloon inclusief vakantiebijslag. Werknemer vordert betaling van vakantiebijslag (periode 1 mei tot 1 november 2013) en een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen van Domstadgroep.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De gevorderde vakantiebijslag is niet toewijsbaar voor zover deze betrekking heeft op de periode vanaf arbeidsongeschiktheid, 12 augustus 2013, tot het einde van het dienstverband, 1 november 2013. Uit de processtukken blijkt dat het UWV de uitkering ter hoogte van 70% van het dagloon heeft betaald inclusief vakantiebijslag. Op grond van artikel 5 Dagloonbesluit werknemersverzekeringen dient er daarom van te worden uitgegaan dat ook over de aanvulling van het loon van 70% tot 100% vakantiebijslag door het UWV is betaald. Indien dit anders mocht zijn geweest, dan had het op de weg van werknemer gelegen de specificatie die hij van het UWV zal hebben ontvangen in deze procedure over te leggen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Op deze grond kan werknemer zich niet beroepen op artikel 15 lid 1 WML, dat bepaalt dat de werknemer jegens werkgever aanspraak heeft op een vakantiebijslag tot 8% van de uitkeringen waarop de werknemer tijdens de dienstbetrekking krachtens de ZW aanspraak heeft.

De kantonrechter stelt met betrekking tot vergoeding van niet opgenomen vakantiedagen voorop dat de vervaltermijn van artikel 7:640a BW in deze zaak geen rol speelt, omdat het gaat om uitbetaling van bovenwettelijke vakantie-uren. Overigens betreft een groot deel van de vordering niet de vergoeding van opgebouwde vakantie-uren maar van tijd-voor-tijd-uren die zijn opgebouwd vanwege overwerk. Deze laatste uren zijn dus in feite overwerkuren. Op grond van artikel 6 lid 1 onder a WML is echter geen vakantiebijslag verschuldigd over overwerkvergoeding. Naar de kantonrechter uit de door partijen overgelegde overzichten begrijpt, is in het aantal van 166 uur met betrekking tot 2012 141 uur aan tijd-voor-tijdvergoeding begrepen en met betrekking tot 2013 (afgerond) 25 uur; alle opgebouwde vrije dagen in 2013 zijn immers opgenomen. Dit betekent dat slechts over 24 uur van de 190 uren vakantiebijslag is verschuldigd.