Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting YFU Nederland International Exchange
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 28 januari 2015
ECLI:NL:RBMNE:2015:386

werknemer/Stichting YFU Nederland International Exchange

Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek werknemer, nadat ontbindingsverzoek door werkgever is ingetrokken. Gelet op hetgeen na het intrekken van het ontbindingsverzoek is voorgevallen, wordt een vergoeding met C=1 toegekend.

Werknemer is op 1 juni 2000 in dienst van YFU getreden. Hij is werkzaam als directeur. YFU is een particuliere stichting die ten doel heeft internationale educatieve uitwisseling en internationaal begrip en vriendschap te bevorderen. Na een incident met een werkneemster op 5 februari 2014 is werknemer per 24 februari 2014 op non-actief gesteld. Sindsdien is hij met tussenpozen arbeidsongeschikt geweest. Tot op heden heeft hij zijn werkzaamheden niet hervat. Op verzoek van YFU is de arbeidsovereenkomst ontbonden onder toekenning van een vergoeding met C=1,4 (€ 151.816,56 bruto). YFU heeft het ontbindingsverzoek vervolgens ingetrokken. Partijen hebben daarna contact gehad, maar de relatie is verstoord gebleven. Thans verzoekt werknemer ontbinding onder toekenning van een vergoeding met C=2 (€ 216.880,84 bruto).

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu beide partijen het erover eens zijn dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden, wordt het verzoek toegewezen. Met betrekking tot de waardering van hetgeen tussen partijen is voorgevallen tot 30 oktober 2014 neemt de kantonrechter de overwegingen en beslissingen van zijn ambtgenoot over (die heeft geoordeeld dat het bestuur een verwijt treft van de verstoorde arbeidsverhouding en de daardoor onafwendbaar geworden ontbinding van de arbeidsovereenkomst). YFU heeft haar verzoek dan wel ingetrokken, maar zij heeft zich daar niet naar gedragen. Uit de tussen partijen gewisselde correspondentie blijkt immers dat zij aanvankelijk is blijven streven naar beëindiging van de arbeidsrelatie, zij het onder andere voorwaarden dan door de kantonrechter aangegeven. Werknemer stelt terecht dat de interne en externe berichtgeving omtrent de afloop van de ontbindingsprocedure onder de maat is. Het bestuur van YFU heeft in de berichtgeving op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat de kantonrechter van oordeel was dat het bestuur een verwijt treft met betrekking tot de verstoring van de arbeidsverhouding. Het bestuur gaf impliciet aan dat bepaalde zaken onder het directeurschap van werknemer niet op orde waren. Dat het bestuur voorstelde om voorafgaand aan de hervatting van de werkzaamheden niet een gesprek met het bestuur te hebben, maar met de interim-directeur en/of de voorgestelde bemiddelaar X acht de kantonrechter te billijken. Ten onrechte heeft werknemer het gesprek met X afgehouden. De financiële situatie van YFU wordt in beperkte mate in de C‑factor verdisconteerd. Ten slotte wordt meegewogen dat werknemer na de beschikking van 30 oktober 2014 tot de ontbindingsdatum 3,5 maand salaris heeft ontvangen zonder daarvoor werkzaamheden te hebben hoeven verrichten en zonder dat hij in die periode arbeidsongeschikt was. Er wordt een vergoeding toegekend met C=1 (€ 118.000 bruto).