Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 17 maart 2015
ECLI:NL:GHSHE:2015:938
werkneemster/werkgever
Werkneemster is per 1 september 2011 als commercieel directeur in dienst getreden bij werkgever. Het betrof een dienstbetrekking voor bepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst is als artikel 2 de volgende bepaling op genomen: ‘De dienstbetrekking voor bepaalde tijd, waarvan de eerste maand geldt als proeftijd, vangt aan op 1 september 2011 en eindigt 31 augustus 2012. De dienstbetrekking eindigt van rechtswege zonder dat enige opzegging is vereist. Het is de intentie van beide partijen om het dienstverband na laatstgenoemde datum voort te zetten. Uiterlijk 31 mei 2012 wordt hierover een beslissing genomen. Mocht werkgever besluiten om de dienstbetrekking niet voort te zetten vanwege bedrijfseconomische of bedrijfsorganisatorische redenen, dan zal het dienstverband eenmalig met 2 maanden verlengd worden en vervolgens van rechtswege eindigen.’ Op 9 juli 2012 is de arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar verlengd. Na diverse (functionerings)gesprekken heeft werkgever op 13 mei 2013 te kennen gegeven het contract niet te verlengen. Volgens werkneemster heeft zij uit eerdere gesprekken mogen afleiden dat haar contract per 2013 zou worden verlengd, dan wel dat de werkgever in strijd met artikel 7:611 BW handelt door haar niet in staat te stellen een coachingtraject te volgen.
Het hof oordeelt als volgt. Op werkneemster rust de bewijslast van haar stellingen. Ook al zijn bij eerdere functioneringsgesprekken positieve uitlatingen gedaan, het staat de werkgever vrij om bij latere functioneringsgesprekken – naar aanleiding van objectieve gegevens – daarop terug te komen. In casu had de werkgever gegronde redenen kritiek te uiten op het functioneren van werkneemster. Het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst is derhalve niet in strijd met het goed werkgeverschap.