Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werknemer is op 7 januari 2013 in dienst getreden in de functie van chauffeur/bezorger. Zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is op 7 juli 2013 verlengd. Op 23 juli 2013 heeft werknemer zich ziek gemeld wegens lichamelijke klachten (hartkloppingen). Werkgever is in kort geding veroordeeld tot loondoorbetaling. Werkgever vordert thans vernietiging van de (verlengde) arbeidsovereenkomst wegens dwaling. Werkgever verwijt werknemer dat hij voorafgaand aan het ondertekenen van de verlenging van de arbeidsovereenkomst relevante informatie voor de vervulling van zijn functie verzwegen heeft waarvan hij wist, althans kon weten dat die voor werkgever van wezenlijk belang zou zijn. Daartoe stelt werkgever dat werknemer al voor het ondertekenen van de tweede arbeidsovereenkomst kampte met psychische klachten en dat hij wist althans behoorde te weten dat hij op grond van artikel 8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 ongeschikt was voor het rijbewijs en aldus voor zijn functie als koerier. Indien werknemer dit gemeld had, was werkgever niet overgegaan tot verlenging van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter is van oordeel dat niet, althans vergaand onvoldoende gebleken is dat werknemer voorafgaand aan het ondertekenen van de tweede arbeidsovereenkomst op 7 juli 2013 over zodanige informatie met betrekking tot zijn gezondheid beschikte, dat hij daarvan mededeling aan werkgever had behoren te doen. Het kan zo zijn dat werknemer toen wel al te maken had gehad met (psychische) klachten, maar uit de overgelegde stukken en ook anderszins is niet gebleken dat deze klachten eerder (vóór 23 juli 2013) tot ziekteverzuim geleid hebben of hem anderszins belet hebben om zijn werkzaamheden adequaat uit te voeren. Mede van belang is dat een werknemer niet gehouden is ieder wissewasje in zijn ziektehistorie ter beoordeling aan de werkgever voor te leggen en dat de werkgever er geen recht op heeft vertrouwelijke medische informatie omtrent zijn werknemer op te vragen of daarvan kennis te nemen. Daarbij komt dat werkgever nergens stelt dat hij in de bespreking voorafgaand aan contractverlenging werknemer de vraag voorgelegd heeft of er bij hem sprake was van factoren die de gezondheid/de rijvaardigheid belemmeren. De vordering tot vernietiging van de arbeidsovereenkomst kan (wat daar verder ook van zij, gelet op het bijzondere karakter van een dergelijke overeenkomst en de implicaties voor de daaraan te verbinden gevolgen) niet slagen, zodat de daarop betrekking hebbende vordering afgewezen dient te worden. De daarmee samenhangende vordering tot terugbetaling van het loon zal eveneens afgewezen worden. Wel past in dit verband een forse kritische opmerking in de richting van werkgever en diens zich op diverse onderdelen weinig professioneel opstellende gemachtigde. De toon van een deel van de processtukken en de opmerkingen die procespartij en gemachtigde zich jegens werknemer permitteren, zijn in meerderlei opzicht ongepast en onheus en ook nog eens bepaald ongebruikelijk in een gerechtelijke procedure.
Gelet op de van toepassing zijnde CAO Beroepsgoederenvervoer heeft werknemer gedurende de arbeidsovereenkomst te weinig loon ontvangen. Het door werknemer in reconventie gevorderde bedrag van € 14.819,76 bruto aan te weinig ontvangen loon wordt toegewezen. Ook de gevorderde uitbetaling van vakantiedagen wordt toegewezen. De gevorderde immateriële schadevergoeding vanwege de processuele uitlatingen door werkgever wordt afgewezen. Er kan wel sprake zijn van een als meer of minder ernstig ervaren belediging door de toon en inhoud van processuele uitlatingen van werkgever, maar mede door het ontbreken van een element van openbaarheid kan redelijkerwijs niet aangenomen worden dat werknemer daarmee geestelijk letsel toegebracht is dat beschouwd kan worden als een aantasting van zijn persoon in de zin van artikel 6:106 BW.