Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland, 4 maart 2015
ECLI:NL:RBNNE:2015:1378
Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen/Kiwi Mediaproducties c.s.
Tussen Kiwi Mediaproducties en werknemer heeft van 25 juli 2012 tot 1 december 2014 een arbeidsovereenkomst bestaan. Werknemer is gehuwd geweest, uit welk huwelijk kinderen zijn geboren. Nadat het huwelijk was ontbonden, is op werknemer een alimentatieverplichting gaan rusten. LBIO verzorgt de inning van de alimentatie. Omdat werknemer zijn alimentatieverplichting niet (correct) is nagekomen, heeft LBIO via executoriaal derdenbeslag beslag doen leggen onder Kiwi Mediaproducties als werkgever van werknemer. LBIO vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Kiwi c.s. (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van € 10.443,66 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2014, alsmede tot betaling van een bedrag van € 652,73 (per maand) vanaf oktober 2014 totdat het dienstverband eindigt ofwel totdat LBIO en werknemer over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben. LBIO voert daartoe het volgende aan. Omdat Kiwi c.s. niet hebben gezorgd voor afdracht van het deel van het loon aan Tijhuis & Partners boven de beslagvrije voet, vordert zij op de voet van artikel 479e Rv nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van het beslag. Zij neemt aan dat Kiwi c.s. door Tijhuis & Partners zullen zijn aangemaand tot betaling. Doordat Kiwi c.s. het formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv zelf hebben ingevuld, wisten zij wat de beslagvrije voet was en wat zij maandelijks aan Tijhuis & Partners moesten afdragen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Met betrekking tot de hoogte van het toe te wijzen bedrag wordt allereerst overwogen dat Kiwi c.s. zelf (veel te) lang hebben gewacht met het indienen van de verklaring waardoor er op het moment van indienen al sprake was van een achterstand van vier maanden. Die omstandigheid komt voor hun rekening en risico. Maar vervolgens heeft LBIO een jaar gewacht en heeft zij Kiwi c.s. pas bij brief van 15 september 2014 aansprakelijk gesteld voor de betalingsachterstand. Een termijn van maximaal drie maanden (vanaf september 2013) was redelijk geweest. De kantonrechter acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook onaanvaardbaar om Kiwi c.s. (zelf) aansprakelijk te houden voor betaling van meer dan zeven maandtermijnen (eerdergenoemde vier maanden die sowieso voor rekening van Kiwi c.s. komen en laatstgenoemde drie maanden). Dit klemt temeer nu op de comparitie namens LBIO weliswaar is aangevoerd dat ‘Tijhuis & Partners Kiwi c.s. (na 17 september 2013) wel zullen hebben aangemaand’, maar los van de omstandigheid dat dit te vaag is om daarvan uit te kunnen gaan, hebben Kiwi c.s. dit gemotiveerd weersproken. Omdat er geen aanmaningsbrieven in het geding zijn gebracht, gaat de kantonrechter er dan ook van uit dat aanmaning achterwege is gebleven. Genoemde periode van zeven maanden correspondeert met een bedrag van (7 x € 652,73 =) € 4.569,11. Kiwi c.s. zullen (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.